#9: Bernard Mulder (transcriptie)

Dit is Leaders in Life Sciences, een podcast waarin we op zoek gaan naar het verhaal achter de mens. We praten met leiders van nu en later over wat hun drijft, hun carrière en privéleven. Want door naar elkaar te luisteren komen we als individu en als sector verder. We willen onze partners hartelijk bedanken voor hun steun, dat zijn Pivot Park, Pedersen & Partners, Johnson & Johnson The Netherlands, Axon Lawyers en Scribes fiscalisten. Te gast in deze aflevering, Koenraad Wiedhaup. Uw host is Henk Jan Out.

Henk Jan Out

Goeiedag, onze gast van vandaag is Koenraad Wiedhaup, medeoprichter en CEO van Leyden Labs. Hij studeerde Life Sciences & Technology aan de Universiteit van Leiden en de Technische Universiteit in Delft. En behaalde een MBA aan de Columbia Business School in de Verenigde Staten. Hij werkte 14 jaar voor McKinsey, waarvan de laatste jaren als partner. Maar aarzelde niet toen hij de mogelijkheid kreeg om zelf een bedrijf te leiden in plaats van te adviseren. Dat bedrijf, Leyden Labs, heeft inmiddels zo’n 100 mensen in dienst in Boston en Leiden. En heeft een slordige 200 miljoen opgehaald om neussprays te ontwikkelen die beschermen tegen virusinfecties van de longen. Nou, we gaan er in deze aflevering alles over horen. Welkom Koenraad, fijn dat je hier bent in het Pivot Park.

Koenraad Wiedhaup

Fantastisch om hier te zijn Henk Jan.

Henk Jan Out

Laten we beginnen bij het begin. Je studeerde Life Sciences & Technology. Dat was in de tijd een nieuwe studierichting geloof ik. Kun je daar wat meer over vertellen?

Koenraad Wiedhaup

Ja, absoluut. Het was een volledig nieuwe studie. We waren het eerste jaar van die studie. Dat was ook interessant om dat eigenlijk mee te maken en echt op te zetten. Helpen opzetten, laat ik het zo zeggen. Dat was zowel Delft als Leiden. We begonnen met 80 studenten helemaal aan het begin. Maar we waren nog met 20 over aan het einde, dus dat was van het eerste jaar. Dus het was wel duidelijk dat er nog eventjes wat moest worden aangepast aan het curriculum. Ik herinner me nog goed dat we op een gegeven moment een vak pathogeen-gastheer-interacties twéé hadden, maar wij hadden nooit pathogeen-gastheer-interacties één gehad. Dus er moest nog wat bijgeschaafd worden.

Maar het fantastische was dat we met die 20 studenten die aan het einde van dat jaar over waren, met z’n allen op kosten van de universiteiten mee naar Boston werden genomen. Dat was een geweldige afsluiting van dat eerste jaar. En heel mooi om natuurlijk met die groep verder te gaan.

Henk Jan Out

Ja, en de studie was eigenlijk een soort combinatie van techniek en pharmaceutical. Ik bedoel, het is Delft en Leiden. Delft doet zo niet zoveel aan biomedische wetenschappen, maar vertel; wat de aard van die studie.

Koenraad Wiedhaup

Ja, dus inderdaad meer de biotechnologie vanuit Delft. Die dat daar wel was als deel van scheikunde. De scheikundige technologie in het Kluyver Laboratorium. Dus zoals ik het altijd aan mijn dochtertjes uitleg, is het eigenlijk een combinatie van wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie. En inderdaad in Delft meer gericht op wat we noemden: self-factory. Dus het ontwikkelen of het produceren van biomoleculen met behulp van biologische systemen natuurlijk. En in Leiden veel meer de celbiologie en de moleculaire biologie.

Dus meer de fundamentele vakken.

Henk Jan Out

Ja, en wat was de intentie van de opleiding? Wat voor mensen studeerden dan af en waar kwamen die dan terecht? Waar zouden ze terecht moeten komen?

Koenraad Wiedhaup

Het idee was dus, en dat is natuurlijk ook veel doorgegaan richting PhD, dus meer de wetenschap in. Maar natuurlijk ook naar farmaceutische bedrijven. Zowel dus in de productie, dus upstream produceren als downstream. Het kan natuurlijk farmaceutisch; het kan ook bijvoorbeeld op bioproductie of op andere biotech toepassingen zijn. Maar natuurlijk ook zijn veel mensen, dus meer richting zoals ik, ook natuurlijk het bedrijfsleven. Maar dan vaak wel in de biotechnologie of gekoppeld aan biotechnologie terecht gekomen.

Henk Jan Out

En waarom koos je hiervoor? Kon je niet kiezen tussen pharmaceuticals of technologie? Wat was je overweging?

Koenraad Wiedhaup

Ik vond alle exacte vakken echt fantastisch. En ik vond ook gefascineerd door de biologie en alles wat we kunnen doen om te kijken naar onze cellen. En voor mij dan om mensen beter te maken uiteindelijk. Toen kwam deze studie opeens op. Ik was een jaar na mijn middelbare school naar Amerika gegaan. Dus het kwam ook nog goed uit dat het jaar daarvoor was het er nog niet. Dus ik heb toen een jaar in Amerika gestudeerd. Niet omdat ik wachtte op deze studie. Ik wist nog niet dat die ging komen. Maar toen ik zag tijdens dat jaar dat deze studie werd opgericht dacht ik: ja, dit is fantastisch. Dit is precies wat ik zoek in die combinatie. En ik vind het ook wel mooi, en dat is ook wel later in het leven weer even teruggekomen, dat ik gewoon iets nieuws doe en gewoon iets nieuws oppak. Wat niet al zoals scheikundig technologie in Delft al 108 jaar volgens mij bestond toen ik begon.

Henk Jan Out

Want je vader is Koen Wiedhaup. Een bekende persoon in de hele biotech-sector. Vroeger hoofd van Research & Development van Organon. Werd bij jullie in het gezin dat een beetje ook gepusht om in deze hoek te gaan studeren?

Koenraad Wiedhaup

Nou ja ik zeg altijd dat ik het helemaal mijn eigen keuze heb gemaakt. Er zal heus wel ergens een invloed zijn geweest. Want we zitten inderdaad nu op het Pivot Park waar natuurlijk het hoofdkuntier van Organon en die er nog steeds weer, weer Organon zit. Ik ben hier ook in Oss met de eerste negen jaar opgegroeid en veel hier meegenomen naar dit terrein. En natuurlijk kregen we hier onze vaccinaties. We gingen naar de open dagen. Dus ja er zal heus wel iets met de paplepel zijn ingegoten. Ik heb altijd zelf idee gehad dat ik echt zelf die keuze heb gemaakt. En dat ook mijn vader er prima mee eens zou zijn als ik heel iets anders zou hebben gedaan.

Henk Jan Out

En bestaat die studie nog steeds? Life Science & Technology. Dat is nog steeds, mensen kunnen dat gaan studeren nog steeds?

Koenraad Wiedhaup

Absoluut. En dat is ook nu een studie van, ik begrijp iets van 150 tot 200 studenten per jaar. Dus het is ook echt een grote studie geworden. En daarna is ook bijvoorbeeld op meer de niet-biologische scheikunde zijn Leiden en Delft ook bijvoorbeeld samen gaan werken. Om die studies te combineren. Dus het is ook echt een groot succes geweest ook voor daarna als een van de eerste studies die echt over verschillende universiteiten werd gegeven.

Henk Jan Out

En toen studeerde je af en toen dacht je wat gaan we nu eens doen?

Koenraad Wiedhaup

Ja, ik had een belangrijke stap gemaakt vlak voor het einde van mijn studie. Het was een stage of een uit de hand gelopen stage in Amerika. Bij een biotech bedrijf in San Francisco.

Dat bedrijf heette Threshold Pharmaceuticals. Daarvoor zat ik helemaal in de science, in de academie, in de biotech. Vooral met mijn afstuderen, wat een jaar lang in het lab en achter de computer was. En daar ging ik werken in de business development van dit bedrijf. Het bedrijf, het half jaar dat ik er zat, groeide van 80 naar 120 mensen. Ze waren net naar de beurs. De aandeelkoers die verdubbelde. En ik met mijn baas, dat was de hoofd van business development, en dan met de CEO. We waren eigenlijk de enige die echt bezig waren met die business kant. En ik als jong natuurlijk, nog niet eens afgestudeerd persoon, rende daar rond om de verschillende financiële modellen te vullen en om te kijken wat we konden doen met andere partijen. J&J kwam nog langs bijvoorbeeld met 22 mensen. Terwijl we natuurlijk niet eens een meeting room hadden voor zoveel mensen. En ook dat organiseerde ik dan met mijn baas. Om te zorgen dat zo’n visit helemaal goed ging. Nou dat vond ik zo fantastisch, om te werken op het grensvlak van echt de wetenschap en de wetenschap gebruiken om medicijnen te ontwikkelen, en de business. En daardoor was ik geïnspireerd. Dus toen ik terugkwam in Nederland. Toen heb ik met een heel aantal mensen gesproken die al veel verder waren in de biotech. Waaronder ook bijvoorbeeld Dinko Valerio waarmee ik later Leyden Labs ook ben begonnen. En op een gegeven moment kwam ik met verschillende mensen daar – en kreeg ik het advies ook  van kijk ook eens naar strategie consultants, daar was ik ook mee in gesprek. En toen uiteindelijk heb ik bedacht, oké: dat is een fantastische manier om heel veel te zien van de businesswereld. Met wel als voorwaarde dat ik echt in de biotech, in de pharma daar wilde werken. En niet zomaar allerlei verschillende sectoren.

Henk Jan Out

Ja, maar dat was ook allemaal met de intentie om het later zelf in zo’n bedrijf te gaan werken? Je wilde eerst gewoon heel bewust, eerst in de keuken kijken van andere bedrijven voordat je een definitieve beslissing nam om wellicht bij zo’n bedrijf te gaan werken, of op te gaan richten.

Koenraad Wiedhaup

Ja, niet echt de beslissing nam. Want die had ik inderdaad in mijn hoofd wel genomen om dat uiteindelijk weer te gaan doen. Bij zo’n consultant, bij McKinsey bijvoorbeeld, gaat niemand eigenlijk met pensioen. Dus er is altijd wel iets, een leven daarna. Dus ik had ook echt, dat wilde ik ook echt uiteindelijk gaan doen. En ik dacht inderdaad dat dit een fantastische leerschool zou zijn om gewoon heel veel verschillende settings te zien. Zowel verschillende opdrachten als natuurlijk verschillende bedrijven. Ook grote bedrijven, kleinere bedrijven. En dat was de reden om ook dat te gaan doen. Naast natuurlijk dat ik het ook fantastisch vond om het werk zelf te doen. Anders is het het nooit waard.

Henk Jan Out

Het is niet zo eenvoudig volgens mij toch, om zomaar bij McKinsey te komen.

Koenraad Wiedhaup

Nou er zijn een aantal heel gestructureerde stappen waar je doorheen moet. Met interviews, met case studies en ook, het is natuurlijk een gedegen proces om daar doorheen te gaan.

Henk Jan Out

En keihard werken.

Koenraad Wiedhaup

Ja, maar wel omdat het heel interessant is. Iedereen die er zit, dat zijn allemaal gedreven mensen. Dus je doet het ook met elkaar. Ik heb het nooit, ik weet dat het niet voor iedereen hetzelfde is, maar ik heb het nooit ervaren als keihard werken. Ik heb gewoon ervaren van: we gaan gewoon er vol voor. En dat zit ook een beetje in mijn aard, moet ik eerlijk zeggen.

Henk Jan Out

Maar vertel eens. Hoe gaat dat in zijn werk? Wat voor opdrachten kreeg je en wat moest je dan precies doen?

Koenraad Wiedhaup

Nou helemaal in het begin, om het even aan te geven, ik wilde heel graag in de farmaceutische industrie werken. In de biotechnologie werken. En ik wilde graag in Amerika werken. En in het begin krijg je een training van een paar weken waar je dan de kneepjes van het consulting vak; de allereerste stappen worden geleerd. En toen kwam ik ook een persoon tegen die dus al in Amerika werkte – was wel een Nederlander – al in Amerika werkte. In de biopharma wereld. En ik kwam hem tegen en ik wilde heel graag naar Amerika en dat doen. En hij zei: “Oké ik heb wel iets voor je. Boek maar een ticket. En ik zie je maandag in New Jersey.” Dus daar ging ik ook meteen aan de slag. Wat ik veel heb gedaan, eigenlijk dus altijd – met een paar uitzonderingen, want ik vond dat interessant – in de biotech en in de infopharmabedrijven eigenlijk gewerkt. En bijvoorbeeld opdrachten waren dan om een nieuwe lancering van een product voor te bereiden. Dus dat we gingen kijken naar alle data die er lag. Wat voor extra studies moeten er nog worden gedaan om ook zo’n medicijn op een goede manier naar patiënten te kunnen brengen. En op de juiste manier en dat het ook voorgeschreven wordt op een manier waardoor het medicijn het beste wordt gebruikt. En daar natuurlijk ook het beste eruit komt. Dus natuurlijk uiteindelijk ook…

Henk Jan Out

Maar had je daar verstand van dan op dat moment?

Koenraad Wiedhaup

Je doet het natuurlijk heel erg samen daar. Dus je doet niet, als je net begonnen bent, ja je mag meteen door en zelf naar meetings toe, maar je doet het heel erg samen met het team. Dus je werkt met mensen die, nou ja, zowel een partner die er al tien jaar zit. En die ook natuurlijk in dat gebied of voor die cliënt al heel veel werk heeft gedaan. Je werkt met experts die dus ook op het team komen, die al een hele tijd industrie ervaring hebben. En dan werk je ook in dat geval – toen was ik natuurlijk nog een hele jonge enthousiaste persoon die net uit de studie – dus als een team samen heb je daar verstand van. Ik zeg niet dat ik op dat moment, toen ik net een jaar aan het werk was, zelf daar verstand van heb. En trouwens. We deden ook alles natuurlijk samen met de cliënt. Dus het was niet zo dat we ook claimden van: oké, McKinsey – maar ik kan het ook zeggen over andere consultants – doen dit en dit is het hele advies. Je doet het altijd gezamenlijk. En daarvoor neem je natuurlijk ook de expertise van de cliënt, maar juist omdat met een externe blik en die interne expertise samen kom je vaak tot nieuwe inzichten.

Henk Jan Out

En zeker in het begin moest je dan ‘s avonds en ’s nachts de gigantische powerpoint slides produceren voor de cliënt, of niet?

Koenraad Wiedhaup

Nou, je werkt wel door inderdaad maar zoals ik al zei: Ik vond het fantastisch om dan ook gewoon, ja, daar in hard door te gaan inderdaad.

Henk Jan Out

Dus het is altijd wel in diverse bedrijven waar ik voor gewerkt heb, zijn er altijd wel consultants langs geweest. Ook McKinsey. En daarbij heb je toch altijd heel vaak het gevoel als cliënt, van ja: wat zij nou eigenlijk meekomen als oplossing of als advies dat is eigenlijk iets dat we zelf ook al hadden bedacht. En dan vroegen we ons vaak af: wat zijn eigenlijk de toegevoegde waarde om toch zo’n consultant erbij te halen>

Koenraad Wiedhaup

Ja, ik kan het natuurlijk begrijpen dat het vaak natuurlijk uiteindelijk zijn er ook ideeën die natuurlijk al heel lang spelen. Wat natuurlijk heel belangrijk is op zo’n moment om onder druk eigenlijk voor het juiste antwoord te gaan. En hopelijk voegt dat dan iets toe. En vaak, heb ik gezien, dat dat zeker zo is. Maar dat is natuurlijk afhankelijk van de setting.

Henk Jan Out

Want volg je dan inderdaad ook op als je met bepaalde adviezen komt voor een strategische richting of een herorganisatie; doen de bedrijven dat dan meestal ook wel of niet?

Koenraad Wiedhaup

Ja, wat ik heb gezien zeker. En wat ik ook mijn leukste werk vond, en ik denk heel veel met mij maar ik persoonlijk, is ook gewoon de bedrijven waar ik ook echt lang werkte.

Dus bij één pharma bedrijf heb ik 7, 8 jaar lang eigenlijk continu gewerkt. En dan zie je ook alles wat er uitkomt van de eerdere projecten. En dat vond ik ook echt leuk.

En ook met bijvoorbeeld bedrijven die minder groot zijn dan die mega pharma bedrijven. Dat vond ik ook ontzettend leuk. Omdat je dan ook ziet – en ik zorg ook wel, en ik hoop dat mijn cliënten dat ook zagen – maar in ieder geval, dat ik ook daarna die opvolging deed om ook gewoon te kijken: is er ook iets veranderd. Want anders doe je dat natuurlijk voor niks en dat wil niemand, inclusief de consultants niet. Mensen zitten daar om ook die impact te hebben en niet om gewoon facturen te schrijven.

Henk Jan Out

En het lijkt mij dat je dan ook bij heel veel verschillende bedrijven ook heel vaak dezelfde problematiek zit. En als je dan weer ingeschakeld wordt dat je denkt van: dit kennen we van het vorige bedrijf. Is dat zo? Zijn er heel veel herkenningspunten voor activiteiten die je doet en zijn de problemen waar je voor gevraagd wordt heel vaak hetzelfde of gaat het elke keer om iets totaal anders?

Koenraad Wiedhaup

Vaak zijn de problemen wel hetzelfde.

Henk Jan Out

Ik heb het net over een introductie van een nieuw product. Oké, dat kan je voorstellen. Maar wat voor andere soort problemen wordt je hulp dan ingeroepen?

Koenraad Wiedhaup

Ja precies. Dus inderdaad de problemen kunnen wel dezelfde zijn, zoals bijvoorbeeld een introductie van een product, of waar ik ook aan heb gewerkt is bijvoorbeeld fusies tussen twee verschillende bedrijven. En wat dan het grote voordeel is; dat soort momenten doen bedrijven maar één keer in de zoveel tijd. En natuurlijk als extern adviesbureau doe je dat vaker, in totaal. Dus daar kan dan de hulp van om gewoon meer structuur erin te krijgen. Maar wat wel heel belangrijk is, is gewoon elke keer is het toch een hele unieke situatie. Dus je begint met de expertise van hoe het ergens anders misschien succesvol is gegaan; wat goed is gegaan, wat niet goed is gegaan. Maar daarna is het gewoon wel echt keihard werken samen met je cliënt om te kijken hoe werkt het voor deze situatie. Want natuurlijk is het lanceren van een medicijn moet je juist goed begrijpen wat zijn voor studies zijn er gedaan? Hoe zit het met de efficacy van die medicijnen? Wat zijn de safety, mogelijke issues of niet? Wat is het profiel daarvan? En dan heel goed nadenken: bij welke soort groepen patiënten zou dit medicijn het beste werken? En dan daar echt goed over nadenken.

Henk Jan Out

Zo’n consultancy bouwt natuurlijk een enorme hoeveelheid kennis op met al die cliënten die ze gehad hebben. Ze kijken allemaal in de keuken van anderen en krijgen ze ook ongelooflijk veel ervaring hoe anderen dat doen. En ik kan me wel voorstellen dat daar een hoop toegevoegde waarde in zit voor bedrijven. Want je hebt bijvoorbeeld grote databases met allerlei milestone en benchmarking tussen bedrijven waar je gebruik van kunt maken.

Koenraad Wiedhaup

Ja, natuurlijk. Dat kan alleen maar als er ook goedkeuring – en ik werk natuurlijk niet meer bij McKinsey – maar dat kan alleen met goedkeuring daarvan. En dat dat soort databases Inderdaad gebruikt kunnen worden als bedrijven natuurlijk zelf dat hebben aangegeven. Dat ze deze data, bijvoorbeeld anoniem, willen delen zodat dat iedereen kan helpen uiteindelijk.

Henk Jan Out

Wat is nou de meest voorkomende fout die je gezien hebt bij al die bedrijven die je van advies hebt voorzien?

Koenraad Wiedhaup

Dat is een hele goede vraag. Ik denk dat we vaak over het algemeen niet goed inzien hoe complex al dit werk is wat we doen in de farmaceutische industrie. Ik wil niet zeggen dat dat trouwens de fout is van de bedrijven zelf. Maar er zijn natuurlijk zoveel factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van medicijnen. Wat natuurlijk allemaal gecoördineerd, goed moet gaan. En dat is denk ik een hele belangrijke om dat overzicht te houden. En dat is gewoon niet makkelijk als je met zoveel mensen aan één programma werkt om dat allemaal goed te doen. En uiteindelijk ook dat de wetenschap helemaal goed aansluit op wat de behoefte, wat de need is voor de patiënt. En waar dat zit. Ik denk dat dat een ongelooflijk moeilijke exercitie is wat we natuurlijk met zijn allen vaak onderschatten. Want het is makkelijk om gewoon te zeggen: Ja, dit had zo moeten gebeuren en ik denk dat dat gewoon heel veel aandacht vraagt.

Henk Jan Out

Ja, heb je de indruk inderdaad dat veel bedrijven nog steeds te veel denken in termen vanL We hebben een mooi molecuul, dat gaan we ontwikkelen en we gaan registreren. En dat we dan pas gaan nadenken over: is er eigenlijk wel behoefte aan? En voor wie moet dat eigenlijk worden gebruikt?

Koenraad Wiedhaup

Nou, ik denk dat dat ook. En ook nog de extra complexiteit s wat dan de wetenschap daar weer van leert. Waardoor je het nog beter kan maken. Dus er zit nog een extra feedback loop in daar. En ik denk die hele complexiteit is denk ik heel erg belangrijk, om dat helemaal te overzien.

Henk Jan Out

Goed nou, je hebt daar wel heel lang over gedaan – 14 jaar over gedaan – om te komen tot de beslissing over wat je nou eigenlijk wilde doen in de biotech. Of simplificeer ik het nou? Je hebt er 14 jaar gezeten, he?

Koenraad Wiedhaup

Ja, ik vond het ook echt fantastisch om daar te zitten. Ik heb zowel bij de grote farmabedrijven kunnen werken. En zoals ik al zei, wat ik het leukste daar vond is gewoon om echt lang met die farmabedrijven ook aan de slag te zijn. Over verschillende projecten. Om die ook in en out te zien. Een paar fantastische cliënten daar bediend. Maar ook heel veel gewerkt in innovatieve biotech bedrijven. Om daar de strategie en andere dingen te bepalen.

Henk Jan Out

Wat was het grootste verschil in jouw ervaring, tussen die grote bedrijven en de kleine bedrijven? Wat was het meest opvallende, wat je dan als verschil tegenkwam?

Koenraad Wiedhaup

Nou ja, bij grote bedrijven, het voordeel is gewoon alle resources die er zijn om alles helemaal volledig uit te zoeken en te doen. En natuurlijk expertise op elk vlak. Het nadeel dat er bij komt is gewoon dat het; het wordt gewoon complexer. Er zijn gewoon meer mensen, er moet heel veel meer afstemming plaatsvinden. Die kleine bedrijven kunnen gewoon veel sneller gaan. Om gewoon snel de beslissingen te nemen. En de pure focus op die aantal producten die ze hebben. Dus daar zit vaak het grote verschil in.

Henk Jan Out

Ik kan me voorstellen dat grote bedrijven wat eigenwijzer zijn in het opvolgen van adviezen en misschien ook in de neiging hebben het beter te weten. Terwijl kleine bedrijven, die weten er natuurlijk vaak veel minder van en die zullen zich graag laten adviseren door externe mensen.

Koenraad Wiedhaup

Ja, bij kleine bedrijven heb je juist ook wel gewoon eigenwijze mensen zitten. Dat is maar goed ook. Dus dat is denk ik niet over de hele linie te zien. Maar ik vond het, ik vond het ook heel leuk om met biotech bedrijven te werken. Heb ook geholpen met het verder uitbouwen van de Biotech practice van McKinsey in Europa. En dat vind ik ook heel erg leuk om te doen.

Henk Jan Out

Goed. Op een gegeven moment, je vond het heel leuk bij McKinsey, maar toch begon het te kriebelen. Je wilde wat anders.

Koenraad Wiedhaup

Nou, dit kwam eigenlijk, wat er gebeurde – voor iedereen was dit natuurlijk een ongelooflijke verandering – want we kwamen midden in Covid terecht. Dus, we waren natuurlijk opeens allemaal thuis. Ik zat daarvoor nog in het buitenland. En op een gegeven moment mocht ik niet meer de site op van de cliënt daar, dus ik bleef nog even in mijn hotel zitten. Maar toen dacht ik: oké, nu is het ook wel echt tijd om terug te vliegen naar Amsterdam. Want voor je het weet kom je niet meer weg natuurlijk. Dat was wat we allemaal dachten. En wat er toen gebeurde is eigenlijk dat ik, ik zag Dinco Valerio en Ronald Brus in de krant staan met een artikel over dat Crucel eerder een bod had gedaan op het Nederlands Vaccin Instituut om dat over te nemen. Met dan de voorwaarde erin dat er altijd vaccincapaciteit zou zijn voor Nederland, in zo’n pandemische situatie. Dus ik stuurde een berichtje aan Dinco en hij zei: “Ja, grappig, ik dacht net aan je. Waarom kom je niet morgen bij me langs, bij mij in de tuin want ik heb een ideetje.” Nou, ik was daar met Ronald Brus maar ook Jaap Goudsmit.

En Dinco had een heel wild idee, om namelijk coronavirussen in de neus van mensen in te brengen. Nou gelukkig zei Jaap Goudsmit toen ook: “Ja, dat is niet zo’n goed idee daar kunnen we wel iets aan doen.” Maar hij heeft daarop gebaseerd een heel plan gemaakt, wat wel zou kunnen. Om eigenlijk al bescherming te bieden tgen nieuwe virussen en dan niet pas als die virussen binnen zijn, maar om het tegen te houden in de neus. Dus wij kwamen heel snel daarna weer bijeen. Weer in die tuin in Oesgeest, van Dinco. Met dus het plan dat Jaap had gemaakt en daar werden we eigenlijk allemaal zo enthousiast van. Het was natuurlijk midden in de coronapandemie. Helemaal aan het begin. En we wilden niet zozeer richten op corona zelf, op COVID zelf, maar meer op die brede bescherming bieden. Dus ook tegen nieuwe virussen. En waar het binnen kwam. Nou, daar werd ik ongelooflijk enthousiast van. Dus we zijn eigenlijk meteen aan de slag gegaan. Ik ben natuurlijk meteen naar mijn collega’s gegaan, ook daar bij McKinsey, om te zeggen: oké, dit vind ik iets heel interessants om te gaan uitzoeken en te gaan doen. En toen zijn we meteen aan de slag gegaan. Dus met Jaap, die meteen met de wetenschap aan de slag is gegaan. Ronald is naar Janssen gegaan om een antilichaam in te licenseren die Jaap had gevonden terwijl hij daar was, die we nodig hadden hier voor het plan. Ik heb een businessplan geschreven en Dinko en ik zijn samen investeerders gaan zoeken om dat eigenlijk op te zetten. Dus daar werd ik zo enthousiast van, om dat te gaan doen. Wat ik dan ook fantastisch vind aan McKinsey, dat ik daar ook heel veel begrip voor was; oké dit is ook geweldig, om dat te gaan doen. Dus dat daar ook heel veel support voor was.

Henk Jan Out

Dus je nam op slag bij McKinsey.en bent toen volledig, fulltime voor Leyden Labs gaan werken. Je hebt het opgezet.

Koenraad Wiedhaup

Ja, inderdaad.

Henk Jan Out

Oke, Ddus dat was een mooi wetenschappelijk idee. En toen? Dan moet je inderdaad de financiers binnenhalen. Dat is redelijk goed gelukt geloof ik?

Koenraad Wiedhaup

Ja dat ging erg goed. Natuurlijk is het nooit makkelijk. Het is altijd hard werken. Het is ook heel erg inleven in de investeerders. Wat is belangrijk voor de investeerders? En op welke manier kijken zij naar…?

Henk Jan Out

Vertel daar eens wat over. Hoe werkt dat in de praktijk? Je moet investeerders interesseren. Hoe doe je dat? Je schrijft een mailtje, je kent die mensen wellicht, je gaat een keer langs, je vertelt het idee en dan hopen dat ze daar wat in willen stoppen?

Koenraad Wiedhaup

Ja, maar inderdaad in een hele gestructureerde manier. Nou, wat we hebben gedaan in het begin is een aantal fantastische wat we noemen ambassadeurs – dus eigenlijk angel investors – aan boord te krijgen. Zowel in Nederland, in Europa, als in Amerika. En dat is heel belangrijk geweest om die eerste stap te maken. Dus die mensen – waaronder bijvoorbeeld John Martin, wat voor 18 jaar de CEO was van Gilead in Amerika – die daar instapte in het begin. En dat was ongelooflijk belangrijk. Die doen ook allemaal hun eigen huiswerk voordat ze er zomaar instappen. Dus die doen ook wel echt de due diligence om daar in te stappen. En we hebben natuurlijk een pitch gemaakt om te laten zien, oke: Hoe zien we Leyden Labs, wat we toen natuurlijk net hadden opgezet, in de eerste jaren? Hoe zien we dat groeien? Wat is de focus? Natuurlijk heel duidelijk dat het enorme potentie kan hebben om in de neus mensen te beschermen tegen de virussen. Dus die zijn toen aan boord gestapt. En dat was heel belangrijk voor de volgende stap, om dan naar andere investeerders te gaan.

Henk Jan Out

Ja, werkt dat inderdaad zo? Als een investeerder kijkt deze grote belangrijke investeerder zit er al in dus dan zal het wel goed zijn?

Koenraad Wiedhaup

Nou, dat niet. Maar het helpt wel met de eerste introductie. Maar daarna moet je het zelf doen. En daarna moet je zelf die pitches gewoon helemaal doen, want dan gaan ze daar ook niet meer op af. Want ze kunnen niet afgaan op… Elk van die investeerders, zeker degenen die wij aan boord hebben, die maken helemaal hun eigen afwegingen, doen hun eigen werk. Daar hebben we allemaal ongelooflijk veel werk per investeerder in zitten om ze te laten zien wat onze plannen zijn, wat onze data is, waarom we daarin geloven, wat het team is. Natuurlijk ook zorgen dat het bedrijf helemaal goed opgezet is – het ligt eraan welke fase

Je zit qua investering. Dus het helpt met misschien het eerste stapje, maar daarna moet je het toch helemaal zelf doen.

Henk Jan Out

Het feit dat er net een pandemie was geweest heeft ook geholpen, denk ik. Alles wat je doet nu om virusinfecties tegen te gaan, is interessant.

Koenraad Wiedhaup

Nou, wat hielp is dat mensen gewoon realiseerden… Daarvoor was infectieziekte te veel naar de achtergrond geschoven. Wat hielp is dat gewoon liet zien: oke, we zijn nog helemaal niet klaar met infectieziekte. Dat is niet iets voor Afrika, wat letterlijk gezegd wordt, wat ik verschrikkelijk vind, maar dat werd daarvoor wel gezegd. Dus het werd duidelijk hoe zeer we geraakt kunnen worden door een virus die opeens weer opkomt. En we zien dat nu natuurlijk ook met vogelgriep dat overal plaatsvindt. En om iets al te hebben – we denken dat we dat hebben, tegen vogelgriep bijvoorbeeld, maar ook andere griepsoorten – om daar al iets tegen te hebben, hoe belangrijk dat is. En we realiseerden ook weer hoe ook gewoon seizoensvirussen, dus virussen die ons elk jaar raken, hoeveel mensen die je eigenlijk treffen. Met griep alleen al een miljard mensen per jaar waarvan vijf miljoen in het ziekenhuis belanden en bijna een miljoen mensen aan overlijden. Elk jaar. Dus ik denk dat we het daarvoor te weinig realiseerden. En dat de pandemie dat weer triggerde.

Henk Jan Out

Ja. Want wat jullie benadering is in zekere zin generiek. Het is niet één specifiek virus wat er tegenhoudt maar het is een hele familie van virussen, zoals je net omschrijft. Dus het kan zowel influenza als corona als andere virussen, hopelijk, tegenhouden.

Koenraad Wiedhaup

Klopt. We hebben ook intranasale antilichamen. Dus wat we doen is: we ontwikkelen neussprays, om het heel concreet te maken, die mensen kunnen gebruiken om zich te beschermen tegen een hele familie van virussen. Dus we werken met antilichamen die niet alleen maar op één specifiek virus dat kan werken maar eigenlijk op een hele familie. Dus niet zoals een griepvaccin op vier verschillende griepstrains, maar op volledige alle griepvirussen. En dat doen we met die antilichamen in de neus om die infectie in de neus al tegen te gaan. Want daar komt het natuurlijk binnen en om daar al die infectie te stoppen.

Henk Jan Out

En die antilichamen werken tegen al die virussen in principe?

Koenraad Wiedhaup

We hebben verschillende antilichamen. Er is één programma die tegen alle griepvirussen werkt. En een ander programma tegen alle coronavirussen. Dus niet alleen SARS-CoV-2, maar alle coronavirussen. En dan kijken we daarnaast naar een breder programma dat over verschillende families heen kan werken.

Henk Jan Out

Oké. En toen jullie begonnen zijn met de financiering toen was het allemaal nog een idee? Of was er al wat bewijs? Zou je al wat labbewijs kunnen vergaren? Dat dit wel degelijk een hele viable approach zou kunnen zijn?

Koenraad Wiedhaup

Nou, we begonnen uiteraard niet van scratch. Dus, Jaap Goudsmit heeft hier in dit veld al decennia gewerkt. Ook samen met Dinko Valerio, samen met Ronald Brus. Bij Crucell waren er ook al programma’s die zich ook richtten op die brede bescherming. Dus daar was al heel veel data van beschikbaar. En we bouwden natuurlijk daar op voort. En dat is ook heel belangrijk vind ik in onze industrie, in de biotechindustrie: We are all standing on the shoulders of giant. Waar we steeds weer verder werken aan die verschillende mogelijkheden. Dus er was al heel veel data daarover gegenereerd. Toen we die allereerste investeringen kregen, toen hadden we natuurlijk zelf nog vrij weinig gegenereerd. Maar toen we inmiddels tegen de series A binnen hadden, toen begon die data ook echt te komen. Dat we ook echt zagen: oh ja, we kunnen ook echt in vivo, kunnen we laten zien dat die intranasale antilichamen die virussen kunnen tegenhouden met doseringen die heel veel lager zijn dan systemische bescherming.

Henk Jan Out

En ook gepubliceerd geloof ik, he? Nature artikelen uitgekomen?

Koenraad Wiedhaup

Ja, absoluut. Dus ons antilichaam, die we gebruiken is al 80 keer in Nature & Science gepubliceerd. Omdat het ook als academische groepen wordt gebruikt als een reference molecule. Maar ook al vijf keer door onze wetenschappers. We hebben met Leyden Labs ook verschillende artikelen dat we bijvoorbeeld laten zien dat ook CR9114 beschermt tegen H5, dus vogelgriep. Wat natuurlijk heel belangrijk is om klaar te zijn – even voor de duidelijkheid, ik hoop natuurlijk dat er geen vogelgriep komt dat het niet van mens op mens overdraagbaar wordt wat tot nu toe nog niet is, gelukkig –  maar laten we er alsjeblieft klaar voor zijn mocht dat zo zijn. En daarvoor is het heel belangrijk, inderdaad wat we ook lieten zien: oké, we zien ook die volledige bescherming tegen verschillende H5-virussen. Want inmiddels zijn er zoveel verschillende vogelgriepvirussen, dat is niet maar één variant. Want het zit van penguins tot aan duiven, zeg maar, en ook natuurlijk in zoogdieren inmiddels. Wat we zien in koeien in Amerika. We zien het nu zelfs in de melk van de koeien. Dus er zijn inmiddels heel veel varianten en wij zien dat ons antilichaam kan beschermen tegen die verschillende varianten. En dat maakt het zo belangrijk om al klaar te zijn voor een nieuw virus. Want u weet nooit precies welke dat wordt. SARS-CoV-2 hebben we ook al in 2013 gezien, in een of andere vleermuis ergens in een grot. Maar daar omheen waren natuurlijk miljarden andere virussen. Het was natuurlijk niet precies SARS-CoV-2, dat is natuurlijk later iets gemuteerd, maar in ieder geval een voorloper daarvan. Maar zolang je niet weet welke het wordt kan je niet al een vaccin daar ontwikkelen. Wij hoeven niet te weten welke het wordt, we kunnen die brede bescherming bieden.

Henk Jan Out

En noem je dat ook echt een vaccin? Hoe noem je de therapie?

Koenraad Wiedhaup

Een profylaxe. Dus het is wel om te beschermen van tevoren, zowel net voor een infectie als nog net na infectie, potentieel. Maar dus een profylaxe, dus het is geen vaccin.

Henk Jan Out

Passieve immunisatie.

Koenraad Wiedhaup

Passieve immunisatie. Wat als groot voordeel heeft ook dat het dus niet je eigen immuunsysteem nodig heeft. Waardoor mensen die een slechter werkend immuunsysteem hebben, waardoor het net zo zou moeten werken – dat moeten we natuurlijk allemaal laten zien – maar het net zo zou moeten werken als met mensen die zelf een goed immuunsysteem hebben. En vaccins, daar heb je natuurlijk je eigen immuunsysteem voor nodig.

Henk Jan Out

Dus als dit succesvol zou blijken, dan kan dat ook misschien wat vaccintwijfelaars over de streep trekken?

Koenraad Wiedhaup

Nou, ik denk, ik bedoel, voor de duidelijkheid: ik neem altijd mijn vaccins. Ik heb denk ik al zes COVID shots gehad en elk jaar mijn griepprik. Dus ik zou nooit dat anders willen adviseren. Maar ik denk dat dit een heel enorme goede manier is om ook bovenop vaccins, naast vaccins, voor vaccins, om extra bescherming te geven. Dus voor iedereen die dat nodig heeft.

Henk Jan Out

Oké, dus je krijgt financiering binnen. Het idee is verder uitgebouwd. Hoe ver zijn jullie op dit moment?

Koenraad Wiedhaup

Ja, we zijn nu vier jaar verder en gelukkig ook veel verder van toen we begonnen. We hebben inmiddels, aan de ene kant werken we aan ons technologieplatform wat allemaal gaat rondom de neusslijmvliezen, de nasal mucosa. Dus om het helemaal te begrijpen hoe die slijmvliezen moleculair in elkaar zitten. Zowel aan de voorkant van de neus, aan de achterkant van de neus. En daarop voortbouwend stoffen te ontwikkelen, voornamelijk antilichamen, die dus zo goed mogelijk het werk kunnen doen in die neuslijmvliezen.

Dus er zo lang mogelijk aanwezig blijven, daar zo effectief mogelijk zijn. En wat ook heel belangrijk is daarbij is de manier waarop je toedient. Dus de neusspray zelf, de device, maar ook de formulatie die er omheen zit. Dat is allemaal rondom ons technologieplatform waar we heel veel werk aan hebben gedaan. Daar hebben we heel veel data op gegenereerd. Dus zowel in het lab als in vivo-experimenten om dat echt goed te begrijpen.

Henk Jan Out

In vivo bij proefdieren?

Koenraad Wiedhaup

Ja. En om ook uiteindelijk de translatie heel goed te begrijpen van in vitro naar in vivo naar mensen. Want dat is nog helemaal niet gedaan. Eigenlijk is bijna al het werk wat infectieziekte is geweest, en dat is ook wel te verklaren, maar is systemisch. Dus als het virus al in het lichaam zit Waarbij heel weinig werk is gedaan, eigenlijk, hoe het virus precies er binnenkwam. Ook bij SARS-CoV-2 begrepen we dat eigenlijk niet goed. Nu is er natuurlijk veel meer over geleerd gelukkig. Maar er is nog een hele white space aan wat we daarvan weten. Dus daar hebben we ons helemaal op gefocust om dat platform heel goed te begrijpen. En daarop voortgebouwd hebben, zijn we met drie programma’s aan de slag gegaan. We zijn meteen begonnen met griep, dat was midden in de coronapandemie.

Waar we dachten van iedereen zit op COVID, corona, dus wij gaan juist met griep beginnen. En het voordeel ook dat we daar het antilichaam wat Jaap had gevonden wat nog bij Jansen zat, waar we hebben ingelicenseerd voor al het mucosale gebruik. Dus met griep, dat is ons leadprogramma. Maar we hebben ook een programma voor bredere coronavirussen.

En dan hebben we wat we noemen een PanX-programma. Wat potentieel over verschillende virusfamilies kan werken. Dus dat nog breder zou kunnen zijn. Dat is nog vroeger daarin. Voor ons griepprogramma, influenza-programma, dat is in de kliniek. Dus daar zijn we nu aan het kijken voor mensen, veiligheid en dan natuurlijk ook de effectiviteit.

Henk Jan Out

Dus dat begint al aardig op te schieten. En wat is de ambitie; om het zelf helemaal te gaan ontwikkelen? Of willen jullie een succesvolle exit doen als je proof of concept hebt? Of ga je echt helemaal zelf commercialiseren?

Koenraad Wiedhaup

We willen het echt zelf ontwikkelen. We hebben het bedrijf ook zo opgezet dat we echt fantastische mensen hebben kunnen aannemen.

Henk Jan Out

Hoeveel mensen zijn er in dienst nu?

Koenraad Wiedhaup

Rond de tachtig. Maar allemaal mensen met ervaring. Dus we zijn heel bewust gekozen voor mensen met al veel ervaring. Dat was natuurlijk een groot voordeel, die wilden werken met Jaap Goudsmit in de wetenschap of met Ronald Brus aan de businesskant. Dus daar hebben we fantastische mensen die daar hun schouders onder hebben gezet. Met heel veel ervaring om dat ook al verder te brengen. En dat zorgt ook dat we, wat we er eerder over hadden, dat we ook echt kijken end-to-end. Dus hoe kunnen we helemaal van het platform naar, uiteindelijk ook echt, het ontwikkelen van medicijnen. Nou, gaan we dit helemaal zelf doen voor ons eerste programma? Dat is een open vraag. Natuurlijk vooral voor de commercialisering. Dat is natuurlijk een hele grote stap om wereldwijd, natuurlijk zo’n product, wat natuurlijk ook voorgeschreven kan worden door huisartsen – dus zowel door specialisten als door huisartsen – om dat helemaal zelf te doen. Dus het kan best zijn dat we daar een partner voor gebruiken. Maar onze intentie is wel echt om dit uit te bouwen van wat dat nu is.

Henk Jan Out

Want er zal best wel wat belangstelling voor bestaan, lijkt mij, bij grote farmaceuten?

Koenraad Wiedhaup

Absoluut, ja zeker. Het wordt echt gezien als een nieuwe manier om jezelf te beschermen. Dus tegen die virussen. Dus we zijn natuurlijk al heel lang, en ook heel belangrijk, bezig natuurlijk meer met vaccinaties. Maar dit is echt een andere manier. En daarnaast hebben we ook de antivirale middelen die echt pas later werken. Maar ook echt problemen hebben met effectiviteit met bijvoorbeeld resistente strain’s. En waar we dit echt zien in het midden tussen die vaccinaties en die antivirale middelen. En het beschermen daar aan de poort.

En je ziet ook meer en meer de interesse daarvoor, voor die mucosalen, die slijmvliesimmuniteit, die is enorm, die is enorm gegroeid sinds wij zijn begonnen. We lopen daar ook nog helemaal vooraan en gelukkig zijn we dus dat kleine bedrijf waar we net over hadden, dat we echt snel kunnen gaan. Als wij een beslissing moeten nemen dan komen we op zaterdagmiddag bij elkaar, beslissen we het en gaan we verder. En dat is natuurlijk heel belangrijk, om die snelheid te houden.

Henk Jan Out

Want in principe is deze benadering zou geen resistentie hoeven te geven van virussen. Of zie ik dat verkeerd? Omdat je zo’n breed aanpakt dat de antistoffen tegen bepaalde antigenen en die virussen die daar altijd zullen blijven staan, dus resistentie lijkt moeizamer?

Koenraad Wiedhaup

Ja, zeker. En dat is ook echt de insteek. Dat is ook waar Jaap Goudsmit al decennia lang aan heeft gewerkt: om die brede antilichamen te vinden. Dus bijvoorbeeld: hij heeft ook een antilichaam gevonden, al in 2003, tegen SARS-1 die opeens enorm veel publicaties kreeg in 2020 toen SARS-CoV-2 kwam. Omdat het nog steeds daaraan bond. Dus altijd die insteek al om die epitopen te vinden die heel erg geconserveerd zijn over die verschillende virussen. Waardoor dus dat brede bescherming kan krijgen En eigenlijk is iedereen, en dat is ook logisch, bijvoorbeeld ook bij SARS-CoV-2, meteen gaan zitten op het zogenaamde receptor binding domain. Dus het plekje van het virus dat bindt aan de cel. Nou, dat is heel logisch om één virus uit te schakelen. Maar dat is ook het stukje van dat virus dat het snelste muteert. Dat is logisch omdat daar ook ons eigen immuunsysteem ook tegen werkt. Dus wij zijn er heel bewust zijn we daar niet op gaan focussen. Maar juist op die veel geconserveerde epitopen. Nou, dat kost ook meer werk en meer tijd om dat te vinden.

Dus het is ook echt meer het zoeken naar een naald in een hooiberg. Maar die denken we nu gevonden te hebben, zowel bij influenza als bij coronavirussen. En dat maakt het zo uniek inderdaad.

Henk Jan Out

Ja, dat klinkt bijna te mooi om waar te zijn.

Koenraad Wiedhaup

Nou, we denken wel dat het echt een hele belangrijke stap is. Absoluut.

Henk Jan Out

Hoe groot schat je de kans dat dit een product gaat worden aan het eind?

Koenraad Wiedhaup

Nou, ik schat de kans heel hoog dat het uiteindelijk een product gaat worden. 90, 100, zeg maar. Echt hoog omdat we ook, we kijken niet – en dat is toch wel eens de, denk ik ook misschien eerder de fout die nog weleens wordt gemaakt – dat we iets te lineair denken in de biotech. Waar één programma uiteindelijk het succesvolle programma moet worden. Wij denken ook heel erg iteratief daarin. Dus wat er nog verder geoptimaliseerd kan worden dat we uiteindelijk daar een product op de markt krijgen, kunnen ontwikkelen,

op deze principes gebaseerd. Heel hoog. En we moeten natuurlijk zien, hopelijk is het het lead product dat we nu hebben natuurlijk. En tot nu toe hebben we geen reden om daaraan te twijfelen.

Henk Jan Out

En in hoeverre is de kennis die je op hebt gedaan bij McKinsey nu heel erg helpvol bij het bereiken wat je nu aan het doen bent? Heb je daar veel voordeel van?

Koenraad Wiedhaup

Ik denk het wel. Ik bedoel, wat ik heb geleerd daar is gewoon het heel veel verschillende settings en zo snel mogelijk daar eigenlijk kijken waar zitten de cruciale, volgende stappen en de waardetoevoeging. Het strategisch denken. Ik denk ook echt samen met de cliënt daarin nadenken, dat dat ook enorm helpt. En ook om gezien te hebben, allemaal verschillende settings wat goed werkt en wat minder goed werkt. Het waren natuurlijk ook veel dingen die ik weer moest leren. Want het is toch een andere manier van met mensen werken natuurlijk.

Henk Jan Out

Je gaat van een adviserende rol naar een leidende rol. En dat lijkt me inderdaad een enorm verschil.

Koenraad Wiedhaup

Ja, dat is zeker een verschil. En daar heb ik ook erg mijn best voor gedaan om daar weer de volgende stap… En ik ben heel erg van het geloof van: we kunnen allemaal enorm veel

meer leren dan dat we eigenlijk denken. Dus je moet altijd weer gewoon de volgende stap nemen. En ik probeer ook altijd terug te gaan om weer te kijken wat kan ik op dit moment weer leren om hierin succesvol te zijn.

Henk Jan Out

Wat ligt jou beter? Een leidinggevende rol of een adviserende rol?

Koenraad Wiedhaup

Nou, ik vind het allebei leuk, maar dit vind ik wel heel erg leuk wat we nu aan het doen zijn. Met z’n allen. Even voor de duidelijkheid: we doen echt Leyden Labs met al die mensen die er zijn. En wat ik gewoon heel erg mooi vind nu is gewoon met z’n allen, schouders eronder en voor dat doel gaan en het samen bouwen. Dat is echt fantastisch. En dat vind ik gewoon geweldig. En dat zag ik trouwens ook in mijn eerdere werk. Om echt zo met een team zoiets voor elkaar te krijgen. Maar wat we nu aan het doen zijn – en ik geloof echt een hele nieuwe manier van mensen beschermen tegen virussen, waar miljoenen mensen aan doodgaan elk jaar en een vervolgende pandemie te kunnen stoppen, waar we natuurlijk zagen dat we gewoon twee jaar lang stilstaan met z’n allen, en nog veel erger dat er heel veel mensen aan overlijden, dus om dat met z’n allen voor elkaar te krijgen – ja, dat vind ik echt fantastisch om te doen.

Henk Jan Out

Wat is in jouw gevoel, we spreken vaak in deze podcast CEO’s van start-up bedrijven; wat kenmerkt de goede CEO van een start-up bedrijf?

Koenraad Wiedhaup

Het keihard willen werken. Ik denk dat dat wel een belangrijk onderdeel is, om er echt vol voor te gaan. En ik denk dat we dat nog wel eens onderschatten met z’n allen.

En mag ik zeggen, omdat we dit in het Nederlands doen, ook zeker in Nederland. Ik denk dat we, we hebben het hier zo goed – en ik weet dat het niet voor iedereen geldt, dat er echt heel veel problemen zijn ook in ons land – maar we onderschatten wel eens wat er voor nodig is om echt iets succesvol te maken. Dus echt daar vol voor gaan. Te zorgen dat niks,

eigenlijk, aan toeval over wordt gelaten. En dat toeval wel op serendipity gebied, maar dat is niet geluk dat is zorgen dat je klaar bent voor een bepaalde, iets nieuws dat je leert. Maar het betekent echt ongelooflijk veel werk doen om daar te komen. Om echt helemaal voorbereid te zijn en ook gewoon vol ervoor te gaan. Kijk wat ik bijvoorbeeld heb gedaan in toen we de tweede grote ronde ophalen, de series B, toen waren we al aardig ver met een aantal investeerders maar we moesten nog echt een heel stuk die hele ronde rond te krijgen. Toen op 8 november 2021 toen gingen de grenzen open weer van Amerika. Dus toen mochten we voor het eerst weer naar Amerika. Dus toen ben ik op 9 november naar Amerika gegaan om ook met al die investeerders in persoon te kunnen spreken. Nou, toen kwam corona weer op dus ik was heel bang dat als ik Amerika zou verlaten, dat die grenzen weer dicht gingen. Dat is nooit gebeurd. Maar toen was er heel veel sprake van. Dus ik ben toen ben ik week na week na week gebleven. Uiteindelijk 5, 6 weken gebleven terwijl ik thuis een vrouw en twee jonge dochtertjes heb. En mijn vrouw is ook ondernemer, dus we zijn allebei heel hard aan het werk. Dus ik belde haar elke keer op donderdag op, van: ik blijf toch nog een week hier. Want ik heb die ronde nog niet rond en ik wil dat echt voor elkaar krijgen. En dat betekende dus gewoon dat ik meteen naar een investeerder kon gaan op het moment dat het uitkwam. En ook veel extra werk moest doen om gewoon te laten zien, zoals ik al zei, al die investeerders deden gewoon hun gedegen werk om natuurlijk gewoon te zien of wij het investeren waard waren. Dus om daar ook echt vol te gaan. Het was natuurlijk niet ideaal voor mij dat ik daar, bijvoorbeeld tijdens Thanksgiving, echt in mijn eentje in een business hotel zat. Met misschien twee staf personeel. Waarbij ik veel liever gewoon thuis met mijn kindjes en mijn vrouw had gezeten. Maar ik dacht: oké, op dit moment moeten we, op dat moment was het belangrijkste om gewoon te zorgen dat we die vervolgfinanciering ophaalden. Uiteindelijk was dat enorm succes geworden. We wilden een stuk minder ophalen dan we uiteindelijk hebben opgehaald. We hadden nog veel meer kunnen ophalen op dat moment, maar we hebben daar een limiet op gezet. Maar wat ik daarover wil zeggen is: gewoon echt daar vol voor gaan. En dit is dan op financieringsgebied maar hetzelfde is om heel goed na te denken over de vervolgstudies die je doet, niks aan toeval overlaten van verschillende voorbereidende in vitro, in vivo studies die je moet doen. Zorgen dat je met het team continu natuurlijk samen bent om ook allemaal aligned te zijn. Dus ik denk dat dat vol ervoor gaan, dat is wel wat ik zie bij andere biotech ondernemers die succesvol zijn daarin ook.

Henk Jan Out

Je moet er ook echt in geloven. Ik bedoel, dat is volgens mij een van de belangrijkste. Want dat ben ik ook in het gesprek met jou: je gaat er helemaal voor, je gelooft in het concept en dat maakt het natuurlijk ook makkelijker om er helemaal vol voor te gaan.

Koenraad Wiedhaup

Ja, dat heb ik gezien tijdens… Een fantastische persoon die tijdens mijn stage bij dat biotechbedrijf in San Francisco na een maand dat ik daar zat  als stagiaire aan mij vroeg van: “are you a believer?” Ik begreep niet wat hij bedoelde. “Are you a believer?” En ik vroeg van: “waarin dan?” “Ja, in onze programma’s.” en ik zei: “Ja natuurlijk, ik werk hier.” “No, no, no. It’s very important that you think through yourself. And it doesn’t matter if you’re an intern or if you’re, you know, of je daar al jaren werkt.” Maar dat je gelooft in de programma’s van het bedrijf. Want als je dat niet doet dan moet je er ook niet werken.

Henk Jan Out

Dan word je een manager.

Koenraad Wiedhaup

Ja, dan word je een manager. Dan word je een professional. Dus het gaat erom, inderdaad, dat je ook voor jezelf heel goed de afweging maakt: oké, geloof ik in wat we doen. En dan kan je er ook vol voor gaan. Als dat niet zo is en dan is het natuurlijk veel beter om ergens anders heen te gaan. En dat te doen. Dus heel erg belangrijk om daar ook zelf goed over na te denken. Of je ook echt intern wil je hier jouw tijd waardevolle tijd aan besteden. Dus dat is echt heel belangrijk.

Henk Jan Out

Ja, want je vertelde al: er gaat natuurlijk heel veel tijd in zitten. Maar je hebt ook een privé situatie: getrouwd, twee kinderen. Maak je nog wat tijd voor ze vrij? Of wordt dat lastig?

Koenraad Wiedhaup

Nou ja, ik weet niet als je dat aan mevrouw vraagt… Nee, maar we hebben het allebei heel druk. Mijn vrouw is CEO van Yoni, een female health bedrijf. En dus we zijn allebei vol bezig. We hebben twee jonge dochtertjes van tien en zeven, Sophie en Valerie. Gelukkig hebben we mijn zusje die heel veel helpt, Marleen, die heel veel helpt daar in ons dagelijkse leven. Dus die ondersteunt ons en die doen we eigenlijk samen heel veel met de kindjes. En ja, we proberen natuurlijk gewoon genoeg tijd ook met elkaar door te brengen. Maar we zijn allebei wel gewoon druk bezig.

Henk Jan Out

En tijdens het avondeten de business zoveel mogelijk vermijden.

Koenraad Wiedhaup

Ja, dat is niet altijd te vermijden maar inderdaad zoveel mogelijk.

Henk Jan Out

En verder nog hobby’s?

Koenraad Wiedhaup

Ik loop veel hard, en fiets, zwem. Ik hou van duursporten en dat kan ik altijd wel, vooral het hardlopen, nog goed inplannen. Dus ik ga vaak om half zes, zes uur eerst een rondje hardlopen om ook even mijn hoofd vrij te maken. Ik kan ook even goed nadenken over verschillende dingen. En het mooie is, het maakt niet uit waar ik ben, of ik in Amsterdam ben of in Boston, ik kan altijd mijn hardloperschoenen, heb ik altijd bij me. Dus ik kan altijd een rondje lopen om dat te doen.

Henk Jan Out

Dankjewel Koenraad. We zijn aan het eind gekomen van de podcast. Dankjewel voor je verhaal. Inspirerend. En ik wens je zeer veel succes met Leyden Labs. En u, waar u ook bent: bedankt voor het luisteren en tot een volgende keer. Dag.

Dit was Leaders in Life Sciences, dankjewel voor het luisteren. Vond je iets van deze aflevering? Wij ontvangen graag jouw feedback. Wat houdt bijvoorbeeld jou bezig en over wie wil je meer horen? Laat het weten via een Apple of een Google review of stuur een berichtje via social media of natuurlijk gewoon per mail. Onze waardering is groot. Tot slot, nog dank aan onze partners. Dat zijn Pivot Park, Pedersen & Partners, Johnson & Johnson The Netherlands, Axon Lawyers en Scribes fiscalisten.

Vandaag te gast de Algemeen Directeur van RegMed XB, het is een man met een breed interesse. Zo studeerde hij geneeskunde, hij heeft daarnaast ook een tijdje rechten gestudeerd. Stiekem had hij ook nog interesse in economie. Deze verschillende interesses en talenten komen hem goed uit in de farmaceutische industrie. Hij is een commerciële medicus die bewust heeft gekozen voor de commerciële kant. “Eén van mijn drijfveren was om echt ook producten naar patiënten te krijgen. Dat er gewoon een kans is voor mensen om een breder scala aan medicijnen te kunnen hebben. Dat bereik je wel met de farmaceutische industrie.” Zijn carrière heeft hem de hele wereld over gebracht. Zo heeft hij in de Verenigde Staten gewoond, maar ook een tijd door Azië gereisd. “Waar ik rond kon reizen en lectures kon houden, studies opzetten, kennis overbrengen, medische afdelingen inrichten, eigenlijk tot de benefit van patiënten uiteindelijk, want als dat goed geregeld is, krijgen patiënten en artsen goede informatie. Dat is ontzettend belangrijk.” Binnen de geneeskunde heeft hij een duidelijke visie: het gaat namelijk niet alleen maar om het draaglijk maken voor patiënten, maar ook om het daadwerkelijk genezen van mensen. Iets waar hij zich hard voor maakt. “Het is eigenlijk niet geneeskunde wat we doen, in de negen van de tien gevallen proberen we oplossingen te vinden die het draaglijk maken wat je hebt, maar niet de echte oplossing.” Te gast hebben we Bernard Mulder, je host is André van de Sande. Veel plezier met luisteren!

André: Welkom bij de negende Leaders in Life Sciences podcast. Vandaag vanaf de Dutch Life Sciences Conference in Leiden. Mijn gast van vandaag is in 1963 in Amsterdam geboren, hij studeerde geneeskunde aan de universiteit van Leiden, behaalde zijn propedeuse rechten in Leiden, hij volgde een MBA aan de New York Institute of Technology. Hij kwam tot nieuwe inzichten over wat hij met zijn werkzame leven wilde gaan doen in een Thais restaurant op De Wallen. Maar wat heeft hij eigenlijk precies met ‘le petit zéro six’, en wat weet hij van de verschillen tussen de Franse en de Amerikaanse stokbroden? Daar komen we later nog op terug. Hij mag de wereld zijn werkplek noemen en hij heeft onder meer gewoond en gewerkt in Bangkok, Parijs en New Jersey. Na een lange carrière in de farmaceutische industrie is hij nu general director van RegMed XB. Mijn gast van vandaag is Bernard Mulder, welkom Bernard!

Bernard: Dankjewel, André!

André: RegMed XB staat voor Regenerative Medicine Crossing Borders, maar wat houdt regeneratieve geneeskunde nou eigenlijk precies in, Bernard?

Bernard: Een goede vraag, André. Regeneratieve geneeskunde in onze definitie is eigenlijk het maken van vervangorganen, vervangweefsels. Dus wat we proberen te doen is een weefsel wat niet meer functioneert in een patiënt, om daar andere weefsels voor te maken en die weer terug te kunnen geven aan een patiënt en daarmee het probleem van het ziek zijn eigenlijk oplossen. Cure in plaats van care.

André: Ja, precies. Daar komen we zo meteen nog even uitgebreid op terug, uiteraard. Ik ben heel benieuwd wat RegMed XB allemaal doet. Maar voordat we verdergaan met RegMed, is het misschien goed om eerst eens even te kijken naar je carrière. In de intro zei ik al dat de wereld je werkplek is, je bent ooit begonnen als basisarts, en vervolgens ben je bedrijfsarts geworden. Hoe heeft zich dat ontwikkeld?

Bernard: Ik studeerde geneeskunde in Leiden, zoals je al zei bij de introductie, en de medestudenten waren erg mooi gefocust op wat er allemaal met de patiënten moest gebeuren en ik vond het ook interessant om te kijken hoe dat nou breder eigenlijk lag. Vandaar dat ik ook een uitstapje heb gemaakt om de studie rechten te doen, om te kijken of we daar een verbreding van het medische stuk konden vinden. Dat was erg leuk. Daarna wilde ik eigenlijk doorgaan, ik was klaar met mijn coschappen en ik wilde met rechten wel doorgaan. Toen ben ik naar Amsterdam verhuisd en heb daar nog een jaar rechten gestudeerd. Maar ondertussen moest ik wel mijn geld verdienen. En om dat te doen, ben ik een baantje gaan doen bij de Rabobank, drie dagen in de week, als bedrijfsarts om mijn geld te verdienen.

André: En dat beviel zo goed dat je ook nog de overstap naar Philips hebt gemaakt als bedrijfsarts. Hoe zat dat?

Bernard: Dat is een goede vraag. Eerst begon het ermee dat die dagen van drie naar vier naar vijf gingen. Op een gegeven moment realiseerde ik me, ik was er niet begonnen om bedrijfsarts te worden per se, maar ik was begonnen om mijn studie te financieren. Uiteindelijk is de studie toen gestopt en het bedrijfsartswerk werd steeds meer. Toen dacht ik, “Dit gaat niet goed. We moeten even een resetknop induwen.” Ik zat met mijn toenmalige vriendin – nu nog steeds mijn vrouw – op De Wallen bij een Thais restaurant, op 30 oktober, ik weet niet meer precies het jaartal, en ik zei, “Wat ben ik nu eigenlijk aan het doen? Volgens mij ben ik niet precies aan het doen wat ik zou moeten doen.” Toen heb ik mijn ontslagbrief voor de Rabobank geschreven en de volgende dag lag het op het bureau van mijn baas met de mededeling dat ik per 1 januari stopte. Eigenlijk ook niet wetend wat ik dan zou gaan doen.

André: Een spannende periode.

Bernard: Dat was even een spannende exercitie.

André: En toen? Wat is er daarna gekomen?

Bernard: Mijn vrouw had heel veel gereisd in haar studentenleven, Transsiberië Express, naar Nepal, Amerika, overal en nergens. En ik had eigenlijk nog niks gedaan. Dus ik had op een gegeven moment een idee opgevat van, “Ik ga naar Zuid-Afrika toe.” Daar woonde iemand die ik goed kende, een oud-hockey genootje, die daar ook arts was. Ik dacht, “Daar ga ik eens beginnen, eens kijken wat ze daar aan het doen zijn.” Daar ben ik heengegaan, ik heb drieënhalve maand door zuidelijk Afrika gereisd en teruggekomen bij Zuid-Afrika zelf. Daar was ook iemand die luisterde naar de naam Hugo Tempelman. Die had daar net een kliniek opgericht voor het helpen van aidspatiënten, tuberculose, rachitis. En dat vond ik ontzettend interessant. Ik dacht, “Ik ga naar Zuid-Afrika om daar huisarts te worden.” Een opleidingsplaats geregeld, alles was klaar.

André: En dat was ook om meer hands on bezig te zijn met de geneeskunde?

Bernard: Hands on bezig zijn met geneeskunde en vooral ook wat het ertoe doet. Dat waren echt de grote ziektes en dat vond ik ontzettend interessant. Daar kon je echt bijdragen.

André: Dus je stond eigenlijk klaar met je ticket in je hand om naar Zuid-Afrika te reizen.

Bernard: Zo kan je het wel zeggen, ja.

André: Maar er kwam iets tussen.

Bernard: Ja, daar kwam iets tussen. Want voordat we dat gingen doen, was er opeens een eis van de overheid in Zuid-Afrika. Ze zeiden, “We willen eigenlijk geen Europese artsen meer hebben.” Dus de grenzen werden dichtgegooid. Dat was voor mij wel even een streep door de rekening. Ik dacht, “Wat gebeurt er nou?” Dan ben ik naar de directeur-generaal van VWS destijds gegaan om te kijken of ik toch nog via-via binnen zou kunnen komen. Voor een jaar kon dat wel, maar ik wilde daar echt mijn leven opbouwen. Dus eigenlijk was die kans verkeken door politieke redenen.

André: Betekende dat dat jullie terug naar De Wallen zijn gegaan voor hernieuwd overleg?

Bernard: Ik moest eerst mijn geld verdienen, het geld was helemaal op na die reis. Dus het begon met een baan zoeken. Toen ben ik bij Philips gaan werken, die had mij gedetacheerd bij Solve Pharma. Dat is misschien ook nog wel een linkje. Dat vond ik best wel interessant, wat we daar aan het doen waren. Daar waren we medicijnen aan het maken, om mensen te genezen. Dus dat was mijn link. En toen werd ik benaderd door een head hunter die zei, “We hebben een baan voor een medicus in Azië, bij Organon. Dat zou best weleens in jouw veld kunnen zijn, want jij wil graag iets nieuws doen, bijdragen, opbouwen, maakt niet uit wat het is, let’s go for it. Wil je daar niet eens gaan praten?” Dat heb ik uiteindelijk gedaan. Na dat gesprek ben ik er drie maanden mee bezig geweest om tegen die functie ‘ja’ te zeggen, want ik vond het toch wel een hele overgang. Maar dat is me uiteraard enorm goed bevallen.

André: Het was natuurlijk een andere manier om direct betrokken te zijn bij de gezondheidszorg, in dit geval in Azië en niet in Afrika.

Bernard: Ja. Maar het was nog steeds erg een ontwikkelingsland. Of land, het ging van Pakistan tot en met Korea, dat is geen ontwikkelingsland, maar het was Pakistan, India, Bangladesh, de hele regio, waar ik rond kon reizen en lectures kon houden, studies opzetten, kennis overbrengen en medische afdelingen inrichten. Eigenlijk tot de benefit van patiënten uiteindelijk. Want als dat goed geregeld is, krijgen patiënten en artsen goede informatie. Dat is ontzettend belangrijk.

André: En in die tijd waren Organon en Solve eigenlijk wel kweekvijvers voor Nederlands talent, of niet?

Bernard: Ik denk dat Organon zeker een kweekvijver was voor Nederlands talent. Dus ik ben daar uiteindelijk twee jaar heen en weer gereisd, dus in Nederland en Azië. Dus drie weken op, drie weken af. Dat was een beetje een soort olieplatformschema. Maar ik vond het fantastisch als dat vliegtuig weer de lucht in ging en als we landden tegen die tropische hitte, te stuiteren. Dat vond ik echt helemaal geweldig. Maar daarnaast heb ik de kans gekregen om ook in de regio te gaan wonen. Dus we zijn toen naar Bangkok verhuisd en dat maakte het leven samen met mijn vrouw wel iets eenvoudiger.

André: Met kweekvijver bedoel ik ook dat je daarnaast een heleboel andere functies vervuld hebt. Ik zei het in de intro al, je bent echt de wereld rondgegaan. Daarna heb je eigenlijk nog wat doorgroeistappen gemaakt binnen Organon?

Bernard: Ja, binnen Organon ben ik verder gegaan. Toen was er op een gegeven moment de vraag, “Wil je puur medisch blijven werken of wil je meer richting de commerciële kant?” Dat commerciële stukje zat er toch al wel een beetje in. Ik heb rechten gestudeerd in Leiden, dat zei ik al, maar eigenlijk wilde ik economie doen in Rotterdam. En daar kwam die combinatie een beetje vandaan. Dat is eigenlijk wel heel leuk om te kijken of ik wat meer commercieel kon werken. Toen had ik de kans om naar Parijs te gaan om daar eigenlijk een soort leertraject door te gaan, door artsbezoeker te worden, een sales force aan te sturen, wat product management te gaan doen en uiteindelijk een business unit aan te sturen om me rijp te maken om een land te gaan aansturen. Dat was de bedoeling.

André: Best een opmerkelijke stap, wat heel veel medici maken die overstap naar de commerciële kant niet.

Bernard: Nee, die maken dat inderdaad niet. Die zijn dun gezaaid, kan je bijna zeggen. Maar één van mijn drijfveren was om echt ook producten naar patiënten te krijgen. Dus dat er gewoon een kans is voor mensen om een breder scala aan medicijnen te kunnen hebben. Dat bereik je wel met de farmaceutische industrie.

André: Uiteindelijk ben je naar New Jersey gegaan, voor Organon. Dat was de fase dat Organon besloot om een hoofdkantoor in Amerika te hebben en niet meer in Oss. Jij bent meegegaan in die verhuizing?

Bernard: Ja, ik ben meegegaan in het verhuizen. Het was eigenlijk de bedoeling dat ik naar een land zou gaan, Vietnam stond op de kaart. Maar toen werd ik vanuit Amerika gebeld of ik een grote alliance samen met Pfizer kon leiden op het commerciële gebied. Elke keer werd het een beetje verkocht als, “Dat is een goede extra stap om daarna een land te gaan doen.” Het was natuurlijk ook ontzettend leuk, want toen kwam ik in een groot global venture team, zoals we dat destijds terecht noemden, en daar moest je echt alles opzetten van, “Hoe ga je nou een middel wat in de pijplijn zit helemaal voorbereiden om naar de markt te komen?” Dat is een uitstekende ervaring, moet ik zeggen. Dus je ziet wel gewoon wat ervoor nodig is om het daar te krijgen.

André: Eigenlijk waren dat teams waar medische research en commercieel bij elkaar kwamen?

Bernard: Ja, manufacturing zat er inderdaad in, regulatory. Clinical, preclinical, grote teams, health economics, medical, maar ook marketing en sales, natuurlijk.

André: Op een gegeven moment werd Organon verkocht aan Schering-Plough. Wat heb jij toen gedaan?

Bernard: Toen heb ik een aanbod gekregen om te blijven in Amerika en het product verder te helpen. Dat vond ik wel een beetje spannend, want het is altijd een beetje een bloedgroepenstrijd, als je overgenomen wordt. Dus ik dacht, “Ik weet het eigenlijk niet.” En de kinderen waren in een leeftijd waarbij we ze ook konden gaan ankeren in een systeem. Mijn vrouw en ik hebben toen gezegd, “We gaan verder naar Nederland – we gaan nooit terug; we gaan altijd verder – en daar kunnen onze kinderen dan hun anker krijgen”, waarvan wij dachten dat het belangrijk was. Wat we ook we om ons heen zagen bij expats die dat was minder hadden gedaan.

André: Ja, want verhuizen naar het buitenland met je gezin heeft echt impact.

Bernard: Ja, dat heeft grote impact op allerlei manieren. Maar het is ook wel heel erg leuk. Ik moet zeggen, die tijd in het buitenland met het gezin was ook fantastisch.

André: Ja, ik weet uit eigen ervaring dat ook je kinderen er echt iets van meenemen in hun ontwikkeling en eigenlijk meer wereldburger gaan worden dan dat je alleen in Nederland hebt gewoond. Leuk! Uiteindelijk heb je toch een stap naar een ander bedrijf gemaakt, naar een andere bedrijfstak.

Bernard: Ja. Toen ik in Nederland was, ben ik bij Avantium gaan werken. Dat is een bedrijf wat heel erg goed is in het karakteriseren van moleculen. Dat deden ze al in de petrochemische industrie, maar ze hadden ook een farmaceutische tak, waarbij ze eigenlijk uitzochten hoe moleculen er het beste uit moesten zien om bijvoorbeeld stabiel te zijn of niet uit elkaar te vallen of bij bepaalde temperaturen beter te kunnen werken. Dat was van belang om te zorgen dat zo’n product dan daarna ook daadwerkelijk in ontwikkeling kan komen. Je kan je voorstellen, als je uit elkaar valt, kun je niets ontwikkelen. Dat was wel heel technisch en ook best wel wat verder weg van het medische stuk, maar het was wel een hele mooie technologie. Dus daar ben ik voor de marketing en sales verantwoordelijk geweest. Dat heb ik niet zo lang gedaan omdat het bedrijf een ontzettende groei wilde doormaken en dat was net in 2008 waarbij de groei van het bedrijf even wat onder druk stond en ook bij opdrachtgevers. Dus daar ben ik een kleine twee jaar mee bezig geweest en toen ben ik daar weer weggegaan.

André: En toen ben je eigenlijk met een aantal oud-Organon collega’s Eagle Rock begonnen?

Bernard: Toen ben ik Eagle Rock Life Sciences begonnen, samen met Carl Thys, John Verhoeven en Hans Pegt. We hadden het idee dat ontzettend veel kennis bij Organon zat, niet alleen bij ons, natuurlijk, maar bij heel veel mensen. Die kennis dreigde verloren te gaan in het Nederlandse landschap, want Organon was één van de laatste farmaceuten die echt op enige omvang daar zat en de totale chain in control had. Dus dat heb ik met hun zes jaar gedaan. Ik heb allerlei opdrachten gedaan, ook in kleine startups gewerkt, ook zelf wat geïnvesteerd erin. Soms ook weer failliet gegaan. Dus alles wat we hier op dit congres horen, heb ik ook meegemaakt. Gelukkig ook een keer iets verkocht aan een beursgenoteerd bedrijf waar je dan weer een up van krijgt. Maar dat was wel een spannende tijd en heel leuk om natuurlijk met die oud-collega’s samen te werken.

André: Ben je van daaruit dan in contact gekomen met de universiteit van Maastricht?

Bernard: Ja, dat ging via-via omdat Marianne van der Steen werkte als hoogleraar, en nog steeds, bij de universiteit van Maastricht. Wij kenden elkaar via-via en zij was bezig met het opzetten van global venture teams, het Global Investor Forum. Daar had ze mensen voor nodig om dat te helpen ontwikkelen. Ik had wat ervaring in hoe je nou met een bedrijf de bietenbrug op kan, maar ook hoe je succesvol kan zijn. Dus ik zag ook de pitches van het bedrijf en we hebben dat dus verder samen ontwikkeld. Zij is daar de grote trekker van geweest, maar ik heb daar heel wat uitvoerend werk gedaan. Het was ontzettend leuk om de dingen zoals we hier ook met de Venture Challenge zien te organiseren en uit te voeren en mensen te coachen en te helpen om verder te komen met hun bedrijf.

André: Toen heb je toch nog even een uitstapje terug naar de farmaceutische industrie gemaakt, je bent bij Boehringer Ingelheim terechtgekomen als hoofd Medical Affairs. Maar vervolgens heeft Marianne je weer opnieuw benaderd, begrijp ik? Hoe is dat gelopen?

Bernard: Dat is precies zoals het gelopen is. Dat was inderdaad een uitstapje waar ik trouwens ook ontzettend van genoten heb, met een medicijn, dat heette SGLT2-remmers, die suikerziekte probeerde te helpen. Maar die hadden ook nog allerlei goede side effects, namelijk dat ze hartfalen behoorlijk verminderen en ook de nierproblemen behoorlijk verminderen. Dus dat was echt een fantastisch mooie nieuwe groep, eigenlijk helemaal nieuw. Marianne kwam naar me toe en zei, “Bernard, RegMed XB bestaat, een prachtig consortium van universiteiten, bedrijven, overheden, gezondheidsfondsen. Ik ben een starter, ik heb het helpen opzetten, maar we hebben nu iemand nodig die het ook kan doorzetten en uit kan bouwen. Volgens mij is dat iets voor jou.” Dat vond ik super eng. Ik dacht, “Wat gebeurt hier nou? Een academische werkomgeving, ik heb helemaal niks met politiek.”

André: Want je kwam voornamelijk uit het bedrijfsleven.

Bernard: Dus moet je het dan wel gaan doen? Maar toen dacht ik ook, “Waarom eigenlijk niet?” Ik heb altijd wel risico’s genomen en als je dat nou niet doet, achteraf zeg je dan misschien, “Ik had het wel moeten doen.” En gelukkig heeft die ‘gok’ heel goed uitgepakt, want ik vind het ontzettend leuk en dierbaar om aan RegMed XB te kunnen werken.

André: En daar ben je sinds 2020, als ik het goed begrepen heb?

Bernard: Sinds maart 2020 ben ik daar Algemeen Directeur geworden. Ik geloof dat het op zeven of acht maart was dat de lockdown begon. Dus we hebben twee jaar een beetje in de corona-omgeving gezeten, zoals iedereen natuurlijk, maar als een startende job is dat toch wel een hele extra uitdaging, natuurlijk. Maar feitelijk had iedereen daar last van, maar we zijn heel goed die tijd doorgekomen, denk ik, door het onderzoek verder te brengen wat we aan het doen zijn, maar ook allerlei andere zaken tot ontwikkeling te brengen.

André: Dan zijn we eigenlijk weer terug bij RegMed XB gekomen. Kun je iets meer vertellen over het ontstaan van RegMed en wat de gedachte erachter is?

Bernard: Ja, de gedachte was eigenlijk dat regeneratieve geneeskunde, echt het weefsel bouwen, erg in de kinderschoenen stond een aantal jaren terug. Wat mensen zich ook realiseerden, vooral Clemens van Blitterswijk en Tom Oostrom van de Nierstichting waren daar echt mee bezig, dat je met één universiteit of met één partij zo’n heel nieuw veld ongelooflijk moeilijk tot wassen kan brengen. Toen was het idee, “Laten we partijen bij elkaar brengen, een aantal universiteiten die erin geïnteresseerd zijn. Laten we kijken waar provincies kunnen aanhaken die geïnteresseerd zijn om uiteindelijk economische activiteiten in de regio te hebben, maar ook een maatschappelijk belang hebben voor hun eigen inwoners. En kijken of we een consortium kunnen bouwen dat gaat investeren en onderzoeken in het bouwen van vervangorganen.” Dat is toen opgezet in 2016 met een groot researchprogramma wat Moonshots heette.

André: Jullie hebben vier Moonshots, daar komen we zo nog even op, denk ik.

Bernard: Precies, een programma waarvan je denkt, “Dat gaan we nooit redden”, maar je wil het wel redden. Dus echt uitdagend. En naast dat researchprogramma is er ook meteen – en dat vind ik wel heel slim van RegMed XB destijds – een doorvertaling geweest van, “Hoe krijgen we dan, als je dan eenmaal een product hebt, dat ook naar de markt toe?” Dus er zijn ook pijlers gebouwd rond business development en acceleratie, en pijlers rond seed capital, en uiteindelijk ook een pijler met infrastructuur, want je moet het dan ook op een gegeven moment kunnen maken.

André: Ja, want als ik naar de website kijk van RegMed, dan lijkt het bijna een virtuele organisatie. Hoe zijn jullie georganiseerd?

Bernard: Het is ook vrijwel virtueel, dat heb je goed gezien. We hebben wel een kantoor, dat zijn twee kantoortjes die we hebben bij de universiteit van Maastricht, dat zijn die klassieke kamertjes waar je in kan zitten. Maar daar zijn we eigenlijk niet altijd. Sterker nog, de mensen werken over het hele land die bij het office van RegMed XB werken, dus waar ik direct leiding aan geef. En de researchers zitten natuurlijk gewoon bij de universiteiten zelf.

André: Dan hebben we het over een vrij grote groep, ik las 500 wetenschappers die betrokken zijn bij RegMed XB?

Bernard: Ja, dat zijn niet alleen de wetenschappers geweest van de universitaire centra, je hebt ook de wetenschappers van de bedrijven die zijn aangesloten bij RegMed XB. Als je die totale groep bekijkt, is dat zeker een groot aantal. Daarnaast hebben we ook een Vlaamse partner, daar werken ook de researchers. Dus daar zitten best grote groepen aan vast.

André: De term Moonshot viel net even. Leg eens uit, wat bedoelen jullie met een Moonshot en wat houdt het precies in?

Bernard: Moonshots, dat is eigenlijk het verhaal dat je iets wil nastreven wat bijna onmogelijk lijkt, maar dat je toch de weg daarnaartoe probeert te ontwikkelen. Zo willen we eigenlijk een nieuwe nier bouwen. Een nier is een ontzettend ingewikkeld orgaan, maar er zijn heel veel mensen die dialyse hebben en daar niet goed mee geholpen zijn. Dat heeft ook een hoge sterftekans. Dus wat zou er dan mooier zijn dan dat je een nier gaat maken en dat kan teruggeven aan die patiënt zodat die weer helemaal functioneel is?

André: Dan hebben we het dus niet over de draagbare nier waar Nextkidney van de Nierstichting op dit moment mee aan het werk is? We hadden Tom Oostrom ook laatst in de podcast, die heeft daar uitgebreid over verteld. Maar dit gaat eigenlijk een stap verder, als ik je goed begrijp?

Bernard: Ja, dit gaat een stap verder omdat de weg ernaartoe best wel lang duurt om zoiets echt te organiseren en echt gedaan te krijgen. Het is eigenlijk meer, “Hoe krijg je het wetenschappelijk voor elkaar?” Dat is best een lange weg. Maar er zijn natuurlijk tussenstappen voor patiënten die heel waardevol zijn, bijvoorbeeld dialyse patiënten, om niet elke keer naar het ziekenhuis te gaan. Wat zou er gebeuren als je het thuis kan doen en goed thuis kan doen? Dat geeft enorm veel meer comfort en dat is waarom de Nierstichting zelf ook een soort roadmap heeft gemaakt van, “Wat moeten we op kortere termijn proberen na te streven?” Maar laten we niet vergeten dat we het meest geholpen zijn als die patiënten echt genezen zijn. Daar investeren ze ook in.

André: Op deze manier kun je eigenlijk bijdragen aan de lagere kosten in de gezondheidszorg. Want als patiënten niet naar het ziekenhuis hoeven, het is een betere kwaliteit van zorg, maar het is waarschijnlijk ook goedkoper?

Bernard: Als je eenmaal zo’n orgaan terug hebt getransplanteerd, zal dat zeker ongelooflijk veel kosten schelen. Niet alleen in de ziekenhuisbeweging, maar ook de sociale kosten die er zijn en de maatschappelijke kosten die er zijn. Mensen kunnen weer aan het werk, alle mantelzorg kan er bijna van af, dus het leven van een patiënt gaat totaal veranderen op het moment dat die weer functioneel weefsel heeft in zijn lichaam.

André: Kun je ook iets meer vertellen over die andere drie Moonshots?

Bernard: Ja. Daarnaast is er een diabetes Moonshot. Suikerziekte type 1 is een ziekte waarbij de insuline-producerende celletjes niet meer insuline produceren of eigenlijk afwezig zijn. Dat geeft dan suikerziekte waar patiënten dagelijks mee te maken hebben en ze moeten insuline toedienen om in leven te blijven. Dat klinkt een beetje dramatisch, maar dat is het wel. Als je dat niet doet, ga je gewoon dood, even heel hard gezegd. Maar het is wel zo. Die mensen zijn elke dag bezig met onzekerheid, “Zit het niet te hoog?” Dat betekent dat de bloedsuikers te hoog zitten en dat geeft vervelende effecten. Of “Zit ik niet te laag?”, en dat betekent dat er veel te weinig suiker in je bloed zit waardoor je kan flauwvallen en ook dood kan gaan. Kortom, die mensen moeten een hele tijd zichzelf regelen in een systeem en elke keer attent zijn dat dat maar goed gaat. Bij een hele hoop patiënten gaat het gelukkig goed, maar er is ook zeker een groep patiënten die ongelooflijk moeite hebben om zichzelf te regelen en die om de haverklap in het ziekenhuis liggen. Voor zo’n groep patiënten in eerste instantie zou het fantastisch zijn als we de insuline producerende cellen weer terug kunnen geven aan die patiënt, eigenlijk dat ze van al die rompslomp af zijn. Dus dat is een tweede Moonshot. Mag ik doorgaan?

André: Ga door!

Bernard: Een derde Moonshot die gedefinieerd is, is wat we de artrose Moonshot noemen. Ik weet bijna het Nederlandse woord niet voor artrose, maar dat is slijtage, zeggen mensen, “Mijn knie is versleten.”

André: Dat gaat dus niet alleen maar over reuma, bijvoorbeeld, het is breder dan dat.

Bernard: Nee, het gaat over osteoartritis, dat is de vakterm, dat is ontsteking van de gewrichten. Maar laten we maar eventjes een bredere definitie pakken. Wat je daar hebt, we worden allemaal ouder en we weten ook dat we een knie kunnen vervangen, een heup kunnen vervangen, maar dat kunnen we vaak maar twee keer doen. Dus je kan één keer een heup vervangen en dan heb je 15 jaar te gaan en daarna moet die voor de twee keer en dan moet die operatie slagen en daarnaast moet je ook nog eens een keer die operatie uitzingen. Maar als mensen ouder worden, ga je het niet meer redden. Dus dat betekent dat je aan het eind van die rit toch in die rolstoel belandt. Dat is natuurlijk een ongelooflijk onprettig vooruitzicht en Reuma Nederland heeft ook gezegd, “We moeten eigenlijk een oplossing vinden voor die patiënten. Kunnen we niet een gewricht maken, een kniegewricht of een duimgewricht, waarbij als de artrose zo slecht is, dat we het echte gewricht wat bij de patiënt zit eruit halen en dan het nieuwe gewricht erin steken en daarmee het probleem opgelost is?” Dat betekent ook ongelooflijk veel bewegingsvrijheid voor die mensen. Ze krijgen eigenlijk vaak hun leven ook weer terug.

André: Het is een meer finale oplossing, eigenlijk?

Bernard: Ja, het is proberen te genezen. Geneeskunde, dat zegt al dat het genezen wordt. Het is eigenlijk niet geneeskunde wat we doen, in de negen van de tien gevallen proberen we oplossingen te vinden die het draaglijk maken wat je hebt, maar niet de echte oplossing.

André: Het is eigenlijk van health care naar health cure.

Bernard: Dat is een hele mooie, André, die had ik nog niet gehoord!

André: En dan is er nog een vierde?

Bernard: De vierde is de cardio Moonshot, en cardio staat voor het hart. Hartfalen is een heel groot probleem en hartfalen is eigenlijk heel moeilijk te ondervangen. Als het er eenmaal is, krijg je het bijna niet meer weg. Bij deze Moonshot hebben we de grote gedachte, “Stel je nou voor dat je het hart van de patiënt met hartfalen eruit kan halen, je haalt het buiten het lichaam. Dan ga je het regeneratief repareren, dus je stimuleert eigenlijk het eigen weefsel om weer nieuwe hartcellen te maken die wel functioneel zijn. Als je dat eenmaal hebt gedaan, stop je het weer terug in het lichaam van de patiënt en die leeft happily ever after weer verder.

André: Klinkt bijna als Star Trek, als ik het zo hoor.

Bernard: Dat is volgens mij een Mars shot. Maar er zijn wel intermediate stappen. Want als we in staat zouden zijn om bijvoorbeeld de conditie van een hart te verbeteren, dat zou al heel goed zijn. En dan kunnen we ook denken aan transplantatieharten. Transplantatie harten worden uit gezonde mensen gehaald, maar die kunnen ook wel een beetje slechter zijn. Dus stel je voor dat je hun levensduur kan verlengen en ook nog kan repareren en dan dat betere hart bij een patiënt terug kan plaatsen. Dan hebben we heel veel opgelost. Ten eerste krijgt die een betere kwaliteit en ten tweede, als we ze langer kunnen laten leven, dan kunnen we veel beter matchen. Want iemand die in Noord-Schotland overlijdt, dat is de donor, en de ontvanger zit in Zuid-Italië, nu kom je daar niet. Dat is te kort dag. Maar als je 24 uur lang zo’n hart kan laten kloppen, red je het wel. Dat is een enorme potentie om de transplantatie een enorme zwieper omhoog te geven. Dus dat is weer zo’n intermediate step om uiteindelijk dan te komen naar het regenereren van het hart.

André: Ik ga even terug naar de tweede Moonshot, dat is de diabetes Moonshot die je net noemde. Daar heb je zelf ook een persoonlijk linkje mee, toch?

Bernard: Een redelijk persoonlijk linkje, zeg maar link. Mijn oudste zoon, die is nu 22, heeft op zijn derde ook suikerziekte gekregen, type 1. Dus we weten inderdaad als gezin uit ervaring hoe het is om een chronisch ziek familielid te hebben en alle cure en care die je daarvoor nodig hebt om iemand – zeker als je drie bent, dan kan je nog helemaal niks – verder te helpen met wat het allemaal met zich meebrengt.

André: Ja, want dan kom ik op het verhaal met Franse en Amerikaanse stokbroden. Jullie woonden in Frankrijk, jullie hebben daarna in Amerika gewoond. Dus jullie konden de kwaliteit en de inhoud van stokbroden met elkaar vergelijken. Maar wat heeft het hiermee te maken?

Bernard: Als je in Frankrijk een stokbrood koopt, dat kan je een dag laten liggen en misschien anderhalve, maar dan is het keihard. Want daar gebruiken ze alleen maar de ingrediënten meel, water en wat gist. Dat is het. En onze oudste zoon was helemaal oké in Frankrijk. Maar toen verhuisden we naar Amerika en de eerste drie maanden was hij compleet ontregeld. We kregen het ook niet voor elkaar, hoe we ook aan het koolhydraten tellen gingen, insuline erbij, eraf, erin, het maakte niks uit. Het was totaal ontregeld. Waar we achter kwamen is dat we bij de Amerikaanse supermarkt ook gewoon onze spullen kochten waaronder ook een stokbroodje, maar ook het gewone brood. En mij vrouw zei op een gegeven moment, “Ik ga het compleet veranderen. We gaan naar een biologische winkel.” In Amerika zit een grote keten, die heet Whole Foods. Die verkoopt alleen maar biologisch eten en met het moment dat we zijn geschakeld van de gewone supermarkt naar Whole Foods, biologisch eten, waren alle klachten weg. Toen dacht ik, “Wat is hier aan de hand?” Dat was zo’n ontdekking dat we dachten, “Dit weten een heleboel mensen niet.” De ingrediënten die in gewoon eten zitten, dat kan voor sommige mensen prima gaan, maar voor anderen misschien helemaal niet. En onze zoon was iemand waar dat helemaal niet ging. Was Whole Foods niet gevonden, waren wij terug naar Europa gegaan, gewoon vanwege het eten. Want dan hadden we het niet kunnen redden daar.

André: Maar voor een man die een wetenschappelijke achtergrond heeft, en NS1, dus het is geen cross-over placebo gecontroleerde studie, maar echt puur een persoonlijke ervaring.

Bernard: Dit is natuurlijk een puur persoonlijke ervaring, maar we probeerden die natuurlijk wel te toetsen bij de artsen waar we natuurlijk regelmatig naartoe gingen. Eigenlijk hadden die daar niet zoveel oor naar, want dan worden er allergietesten gedaan en dan komt er eigenlijk niet zo veel uit. “Een beetje dit, een beetje dat. Dat kan het niet zijn.” Maar wij hadden wel andere ervaringen dat dat het wel kon zijn. We hebben toen een dieet samengesteld van een aantal dingen waarvan we wisten dat het een verhoging van de bloedsuiker gaf, als we dat eruit haalden. Daar was hij niet allergisch voor. Maar als we het eruit haalden, ging het wel een stuk beter. Dus de vraag is natuurlijk ook hoe goed die diagnostische testen eigenlijk zijn om iets te ontdekken wat je wil ontdekken.

André: We hadden het net even over je oudste zoon, die is 22, zei je. Je hebt nog een zoon?

Bernard: Ja, die is zeventien.

André: Die zit op de middelbare school?

Bernard: Die moet nu hard ploeteren voor zijn eindexamen.

André: Gaat één van de twee zonen zijn vader achterna qua interesse, vakgebied?

Bernard: Ik denk niet qua vakgebied, want de oudste studeert wiskunde en informatica. Dus die zal daar zijn merites gaan vinden. En de jongste is veel meer geïnteresseerd in HR en organisatie en coaching en hoe je mensen eigenlijk verder weet te krijgen.

André: En je vrouw is eigenlijk door deze ervaring met het stokbrood een beetje van richting veranderd, qua vak?

Bernard: Ja. Zij is jurist van huis uit, maar door dat stokbrodenverhaal gaf dat een enorme aanleiding om verder te gaan kijken wat er nou precies in die voedingsmiddelen zat. Daar heeft ze eigenlijk haar specialisatie van gemaakt. Ze is helemaal naar de natuurvoeding gegaan om eens te kijken, “Hoe kunnen we nou zo min mogelijk belastend eten?” En ze heeft daar nu een praktijk in natuurvoeding bij een antroposofische kindertherapeut. Binnen dat centrum heeft zij haar rol om de voeding te adviseren.

André: Als we teruggaan naar jouw eigen achtergrond, uit wat voor milieu kom je, wat deden je ouders?

Bernard: Mijn vader werkte op zijn vijftiende bij de houthandel Kei in Amsterdam. Hij was de jongste van een gezin van acht. Zijn vader had geen interesse meer om hem ook nog eens even over de streep te duwen. Maar het heeft niets geschaad, want uiteindelijk had hij met zijn dertigste een beursgenoteerd bedrijf.

André: Dus het ondernemerschap zat in de familie, duidelijk.

Bernard: Ondernemerschap zat zeker in de familie. Mijn vader had ook een paar panden gekocht, ter belegging. Daar moesten de huurverhogingen voor worden uitgerekend. Dus ik zat naast hem met de calculator om te kijken hoeveel erbij moest en dat typte hij dan met twee vingers op een ouderwetse typemachine. Geen fouten maken, want dan werden de huurders niet blij. Dus we praatten toen ook al veel over hoe je business kon doen.

André: Dat betrek je ook op je hobby’s, want één van je hobby’s is hockey. Ik begrijp dat je daar dan ook min of meer een lokale bekendheid bent geworden in Zeist?

Bernard: Ik ben daar een tijdje voorzitter geweest van de lokale hockeyclub en dan heb je zo’n moment dat er velden moeten veranderd worden, dat moest van een zandveld naar kunstgras naar watervelden toe. Er was maar geld voor één veld, dacht men. En ik vond dat we er twee moesten hebben. Uiteindelijk zijn er ook twee gekomen en dat konden we ook financieren en het ging uit en iedereen stond er toch achter. Als beloning kreeg ik een klein veldje. Een half veldje werd naar mij vernoemd.

André: Dat is het Bernard Mulder veld geworden in Zeist.

Bernard: Dat is het Bernard Mulder veld geworden waar de eendjes, de kleine kinderen, op spelen. Dat is prachtig om te zien.

André: Leuk! Als we even teruggaan naar RegMed, je bent hier ook te gast op het congres vandaag, in het panel. Wat is jouw boodschap?

Bernard: Het was heel aardig dat ik vanochtend in een sessie zat waarbij er al iets werd gezegd over samenwerking en hoe je dat eigenlijk moet doen. En binnen RegMed, ons ontstaan is eigenlijk samenwerking. Als we niet zouden samenwerken, zou RegMed niet eens kunnen bestaan. En de samenwerking moet ongelooflijk goed georganiseerd worden, dat is al een uitdaging op zich. Maar vooral vind ik de uitdaging dat je mensen in die samenwerking ook laat realiseren dat de wereld buiten nog veel groter is. Het beroemde postzegeltje.

André: Nederland is een postzegel, zeggen we altijd.

Bernard: Nederland is een postzegel en waar wij mee bezig zijn, is het rafelrandje van die postzegel. Dus als je daar weer inzoomt, zie je weer vijftig partijen die ook weer allemaal vinden dat ze heel belangrijk zijn. En dat zijn ze ook wel, maar als je die partijen met elkaar weet samen te laten werken volgens een goed protocol met een duidelijk idee, dan krijg je waarschijnlijk veel meer gedaan dan in je eentje. Ik heb overal in de wereld gewoond, ik heb ook gezien hoe groot alles eigenlijk is buiten Nederland. Dus ik ben een warme voorstander van het samenwerken in Nederland. Dat kunnen we ook echt heel goed. En even je eigen boundaries een beetje verlagen om iets elkaar een beetje te gunnen.

André: Dat is eigenlijk één van de doelstellingen van deze podcast, natuurlijk. Om meer wederzijds begrip te kweken en meer inzicht te krijgen in hoe andere partijen in de gezondheidszorg denken en handelen. Toch is het ook in deze podcast regelmatig een terugkerend onderwerp dat we zeggen, “Het is best wel moeilijk om elkaar op te zoeken in plaats van met elkaar te concurreren.” Bijvoorbeeld science parken of universiteiten zouden elkaar eigenlijk veel meer op moeten zoeken en meer naar die gemeenschappelijke propositie moeten gaan. Hoe zie jij dat?

Bernard: Ik zie dat ook zo en wat er nog ontbreekt in dat verhaal is een clear incentive. Dus waarom zou een universiteit die geen incentive heeft om samen te werken, bijvoorbeeld financieel of iets anders, zijn onderzoekers aan gaan zetten om dat te gaan doen? We weten allemaal dat één van de primaire taken van de universiteiten gewoon onderzoek is, het tweede is onderwijs en het derde is faloixatie. Dat komt gelukkig steeds meer naar voren, maar om ook in het academische systeem daar mensen toe te verleiden en dat uiteindelijk ook goed te stimuleren hebben we een ander beloningssysteem nodig. En daar is ook aandacht voor. Die aandacht begint te komen. Maar van aandacht naar implementatie en het daadwerkelijk ook doen, dat is nog wel een stap. En we hoorden het vandaag ook op de conference waar ik bij zat, de ideeën zijn er wel, maar hoe gaan we het implementeren en hoe zorgen we ervoor dat het echt gedaan wordt? Daar hebben we nog wel een uitdaging als de Life Sciences sector.

André: De XB in RegMed XB staat voor crossing borders, hoe geven jullie daar inhoud aan of hoe gaan jullie daar inhoud aan geven?

Bernard: Sommige mensen leggen het uit, als je überhaupt in regeneratieve geneeskunde bent, dan ben je al een grens aan het overgaan. Maar feitelijk was het bedoeld om ook over je eigen landsgrenzen heen te gaan, dat postzegeleffect eigenlijk wat kleiner te maken. Waar we heel intensief mee samenwerken op dit moment is met Vlaanderen. De universiteit van Leuven en ook het VEB zijn onze counterparts in Vlaanderen en daar ligt ook een memorandum of understanding onder van de regering van Vlaanderen en Nederland om die samenwerking te bevorderen. Zo is ook bijvoorbeeld recent, in de zomer, RegMed XB Vlaanderen opgericht. Dat is een daadwerkelijke entiteit en daar zit iemand van de universiteit van Leuven in, daar zit een vertegenwoordiger van de VEB in en daar zit RegMed XB in mijn persoon in als een bestuur. En die probeert vorm te geven aan die crossing borders samenwerking. Een tweede is dat we ook best wel actief zijn in Boston. Marianne van der Steen werkt ook nog steeds voor RegMed XB. Zij probeert daar de samenwerking op te zoeken en te kijken, “Wat kunnen we gaan doen?” Dat moet uiteindelijk uitmonden, niet alleen maar in een memorandum of partnership, maar ook daadwerkelijke partnerships, hoe gaan we dat nou doen? De implementatie. Dus de goede ideeën platslaan en uitvoeren.

André: RegMed XB is een publiek-private samenwerking. Niet iedereen zal bekend zijn met die term. Wat houdt dat in?

Bernard: Eigenlijk dat meerdere partijen uit verschillende sectoren met elkaar in zee gaan om iets te gaan bereiken. Wat we hier hebben bij RegMed XB zijn vier partijen die met elkaar samenwerken. Dat is de overheid, de academie, bedrijven en de burgers in de vorm van gezondheidsorganisaties. Hans Schikan noemde dat vandaag al de quadrupel helix. Wat je eigenlijk probeert is al die mensen bij elkaar te krijgen om het belang wat je hebt met elkaar, het zij maatschappelijk, economisch of geneeskundig, te kunnen gaan invullen. En het belang is een patiënt helpen, maar het belang is ook om met elkaar een betere en gezondere samenleving te hebben, lagere kosten te hebben, maar ook economische activiteit. Dus eigenlijk is dat voor RegMed al vanaf de start zo ingericht. In het begin was het triple helix, maar RegMed was al de quadrupel helix vanaf de start. Dat is door de oprichters destijds wel heel slim gedaan.

André: Mooi! Het kan ook een ethisch dilemma met zich meebrengen, want jullie krijgen funding. Jullie hebben 56 miljoen uit het Groeifonds toegezegd gekregen. Wat is de bestemming van die 65 miljoen?

Bernard: Die 65 miljoen worden op dit moment geïnvesteerd om de infrastructuur te bouwen om pilotlijnen te bouwen om vervangweefsels te kunnen gaan produceren. Op het lab in het ziekenhuis of in de universiteit kan je zeker voor een aantal patiënten wat maken, maar dat is lang niet genoeg om aan de kwaliteitseisen te voldoen en ook aan het aantal patiënten wat je uiteindelijk wil behandelen. Dus RegMed XB heeft een Groeifonds aanvraag gedaan waarin ze hebben gevraagd, “Kunnen jullie ons helpen om de infrastructuur te bouwen in Nederland, een nationale pilotfabriek voor regeneratieve geneeskunde, zodat therapieën die naar de markt kunnen komen al een plek hebben om de eerste opschaling te gaan doen, conform GMP-eisen?”

André: Dat is uitermate kapitaalintensief om zoiets neer te zetten.

Bernard: Ja, dat klopt.

André: Doe je dat op één locatie?

Bernard: Nee, de pilotfabriek heeft vijf locaties, een locatie in Leiden, daar zitten NecstGen en het ULMC met z’n tweeën. Dat zijn eigenlijk twee dingen in één plek. We hebben een locatie in Utrecht, eentje in Eindhoven en eentje in Maastricht.

André: Wanneer verwacht je dat deze pilot lines volledig operationeel zijn?

Bernard: Degene in Leiden is eigenlijk al bijna klaar, die kan waarschijnlijk vanaf begin volgend jaar ook daadwerkelijk weefsels gaan produceren. Maar voordat je überhaupt weefsels kan produceren in de fabriek, heb je ongelooflijk veel processen door te gaan, je moet alles voorbereiden. Dat kost ook al per se maanden. Dus voordat je je GMP-license hebt, kan je in principe al heel goed aan de slag. Dat is eigenlijk ook wat er gebeurt in Leiden, in ieder geval. In Utrecht hebben ze ook een aantal projecten al lopen die ze kunnen brengen naar de pilot lijn. In Brabant heet het Smart Bio Materials Consortium. Dat is een consortium wat zich vooral richt op de biomaterialen en in Maastricht zijn ze met ReGEN Biomedical aan het werk om daar ook een stuk van de Pilot Factory in te vullen.

André: Kun je met deze funding dit hele project afronden of zal er in de toekomst nog meer funding nodig zijn?

Bernard: Er is wellicht meer funding voor nodig, maar vooralsnog kunnen we de plannen die we hebben ingediend uitvoeren. In Leiden gaan ze vooral stamcellen in ons project Stamcellen produceren en ze kunnen daar ook nog veel andere dingen doen. Maar dat is wat de Pilot Factory voor de regeneratieve geneeskunde doet. In Utrecht proberen ze kleine weefsels te maken, micro tissues. Daar kan je mooi printen en ook kunnen ze meer dan dat alleen, maar dat is gewoon wat er in de Pilot Factory zit. SBMC, waar ik het net over had, die zijn ontzettend geleerd aan de TW, die zijn heel erg goed in biomaterialen. Dus daar wordt gefocust, samen met veertig bedrijven, om daar iets op te zetten. En in het zuiden van het land, in Maastricht, ReGEN Biomedical gaat zich meer concentreren op het maken van grotere volume weefsels. Dus dat je die wat groter hebt. De gelden die we nu hebben, moeten ons in ieder geval brengen naar een fantastisch mooie start. Je zal zien dat de tijd natuurlijk ons wat gaat leren en wat dat precies is, dat weten we natuurlijk nog niet.

André: Op één of ander moment kom je misschien in een fase dat je zegt, “Datgene wat we bedacht hebben met elkaar, moet gecommercialiseerd worden.” Dat gaat over naar het bedrijfsleven. Hoe zit dat?

Bernard: Uiteraard moet je naar het bedrijfsleven, want het bedrijfsleven is ontzettend goed om producten te commercialiseren en te maken en het netwerk te hebben om dat ook te kunnen doen. De zorg die wij hebben is of het betaalbaar en beschikbaar blijft voor de patiënten in Nederland/Europa. Want we kennen allemaal voorbeelden van therapieën die ontwikkeld worden in Europa, weggehaald worden of gekocht worden door Amerikaanse bedrijven en even later moet je de hoofdprijs betalen om diezelfde therapie die jij met publiek geld hebt gefund weer in te kunnen kopen. Dat is een heel hot thema, ik denk niet alleen voor regeneratieve geneeskunde, maar in het algemeen. Maar er is ook een realiteit en de realiteit is dat de investeerders in Amerika vaak sneller en meer risico appetijt hebben om te investeren. Dat maakt dat de neiging om naar Amerika te gaan daardoor aangewakkerd wordt. RegMed XB probeert het een beetje anders te gaan doen in de toekomst door waardevolle projecten wat langer in het publieke domein te houden, dus iets verder door te ontwikkelen waardoor als ze dan naar de markt kan gaan en opgepikt kan worden door een andere partij, dat we een beetje een vinger in de pap hebben. Om dus toch die betaalbare en beschikbare zorg in Nederland te kunnen aanbieden.

André: Wat voor jou geldt, geldt voor bijna al onze gasten hier, een heel druk professioneel leven. Waar blijft nog tijd voor over in jouw vrije tijd?

Bernard: Het is heel goed dat je dat vraagt, ik probeer altijd korte vakanties met mijn vrouw te plannen en dan is dat toch weer door de neus geboord door iets wat heel belangrijk is. Maar wat ik heel erg leuk vind om te doen is hockey, dat zei je zelf al. Ik geef nog training aan de trimmers, dat zijn vaak ouders van jonge kinderen die zelf nooit gehockeyd hebben. Ik vind niks leuker dan het uit te leggen en daar een leuke avond van te maken. Ik fluit nog wedstrijden bij de jeugd, dat vind ik ook leuk. Zelf hockeyen doe ik niet meer omdat het toch wat gevaarlijk wordt op mijn leeftijd. Als je onderuit geschoffeld wordt, kan je zomaar veel te lang buiten het arbeidsproces zitten. Dat risico neem ik niet. Daarnaast, wat ik in de zomer super vaak en graag doe is zeilen. Zeilen vind ik een ontzettend ontspannende sport. Het maakt niet uit wat voor weer het is, bij harde wind of geen wind.

André: Je hebt geïnvesteerd in een skûtsje, heb ik begrepen?

Bernard: Ja, geïnvesteerd in een skûtsje. Ik heb in mijn studententijd zeilles gegeven op de zeilschool t Vossenhol aan de Kaag. Daar komen constant nieuwe instructeurs bij, maar er vallen ook instructeurs af vanwege dat ze hun werkzame leven ingaan. Een aantal van die instructeurs vonden het leuk om te gaan wedstrijdzeilen met hun skûtsje. Dat deden ze al, maar toen werd hun skûtsje afgepakt en toen hebben een aantal oud-instructeurs geld bij elkaar gelegd om een nieuw skûtsje te kopen voor ze zelf te faciliteren. Ze zeilen nu in de IFKS-klasse, dat is het counterpart van skûtsjesilen. Maar daar zeilen ze nu inderdaad wedstrijden mee. Dat is fantastisch om te zien.

André: Jij bent ook het hele jaar aan het schuren en lakken.

Bernard: Dat mogen zij doen! Dat is een hele enthousiaste groep. Het andere leuke is, omdat het van een zeilschool is, heb je nooit een tekort aan bemanning, want er zijn altijd genoeg mensen die mee willen.

André: Leuk! In de intro had ik het over ‘le petit zéro six’, wat houdt dat nou precies in? Waar komt dat vandaan, Bernard?

Bernard: Een fantastische film, die ik eindeloos vaak gezien heb, is Les Intouchables. Ik denk dat de meeste mensen de film wel kennen, maar ik vind die ongelooflijk goed. Ten eerste is die in het Frans, dat vind ik al heel leuk omdat ik natuurlijk zelf 4,5 jaar in Frankrijk heb gewoond. Maar daarnaast zijn er ook allerlei plekken in die film waar ik zelf ook gewoon dagelijks overheen reed om naar mijn huis te gaan. Dus dat was herkenbaar. En de mooiste scene uit die film vind ik dat Dries, dat is de hoofdpersoon, een baantje moet hebben bij uiteindelijk degene die hij gaat helpen. Hij ziet een vreselijk aantrekkelijke secretaresse en hij probeert die vrouw te versieren en haar telefoonnummer te ontfrutselen. In het Frans gaat het zo: “Vous avez un petit zéro six?” ‘Heeft u een 06?’ En met een ontzettende vette knipoog en een enorme smile probeert hij haar in te palmen.

André: Met Franse charme.

Bernard: En die scene staat zo op mijn netvlies. Te meer omdat zij uiteindelijk blijkt lesbisch te zijn, dus dat is aan het eind van de rit nog een vreselijk leuke take-away van die film.

André: Als ik je zo hoor praten, ook hierover, dan ben je wel gepassioneerd door mensen. Is dat ook hetgeen wat je beroepsmatig gedreven heeft?

Bernard: Ik denk het wel. Ik heb zelf ook gehockeyd en ik heb ook veel teams gecoacht en getraind en in het werk vind ik het ontzettend belangrijk welk team je hebt en hoe je dat team vooruit weet te krijgen. Dus dat gaat eigenlijk om de menselijke component. Dus dat drijft mij behoorlijk, kan ik zeggen. Dat klopt.

André: Dat brengt ons een klein beetje aan het einde van deze podcast-opname. Mijn laatste vraag voor de gast is altijd: Heb je nog een slotboodschap of iets wat je wil benoemen wat in dit gesprek niet naar voren is gekomen?

Bernard: De slotboodschap is eigenlijk: Zoek de samenwerking op, gun elkaar wat en heb je goal stevig voor ogen en dan komen we er vanzelf.

André: Ja, oké. Bernard, bedankt dat je hier naar het congres wilde komen en onze gast wilde zijn voor deze podcast-opname. Deze keer op locatie, met gezellig achtergrond geroezemoes daardoor. Het was leuk om je hier als gast te hebben en we volgen natuurlijk met heel veel belangstelling de toekomst van RegMed XB, wat waarschijnlijk een prachtige belofte inhoudt. Dus we blijven met belangstelling volgen.

Bernard: Dankjewel, André!

André: Graag gedaan!

Dit was Leaders in Life Sciences, dankjewel voor het luisteren. Vond je iets van deze aflevering? Wij ontvangen graag jouw feedback. Wat houdt bijvoorbeeld jou bezig en over wie wil je meer horen? Laat het weten via een Apple of een Google review of stuur een berichtje via social media of natuurlijk gewoon per mail. Onze waardering is groot. Tot slot, nog dank aan onze partners. Dat zijn Pivot Park, Janssen, Pedersen & Partners, Axon Lawyers en Scribes fiscalisten.

Recente reacties

    Door de site te blijven gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

    Deze site is standaard ingesteld op 'cookies toestaan", om je de beste mogelijke blader ervaring te geven. Als je deze site blijft gebruiken zonder je cookie instellingen te wijzigen, of als je klikt op "Accepteren" hieronder, dan geef je toestemming voor het gebruik van Cookies.

    Sluiten